In de laatste week van onze reis door Frankrijk worden we overvallen door een nieuwe lichting dierenbeschermingsactivisten. Terwijl wij zoals gebruikelijk met onze krukjes neerploffen naast de camper bekijkt onze zeven jaar oude Marokkaanse poes of wij wel een geschikte omgeving voor haar hebben uitgekozen. Op een picknickveld tussen de snelweg en de parkeerplaats wordt Roos geheel in beslag genomen door de gaten in het gras waar een enorme familie Muis achter woont. We lachen om haar capriolen en zien dat andere mensen Roos ook gadeslaan. Op een gegeven moment komt er haastig een dame aangelopen met iets in haar hand. Het is een stuk touw of een hondenlijn. Ze loopt op Roos af.
Ik kijk Peter verbaasd aan en roep: ‘wat krijgen we nou?’
Instinctief voelt Roos de dreiging. Met een prachtige boog
schiet ze als een snelsprinter om de vrouw heen. Als ze veilig binnen ligt uit
te puffen, komt de vrouw met de hondenlijn aan lopen.
‘Heeft u een poes gezien?’ vraagt de
dierenbeschermingsactiviste fel.‘Jazeker, ze is binnen.’ Zeg ik vriendelijk.
‘Maar ze zat daar net op dat picknickveld alsof iemand haar heeft
achtergelaten.’ Terwijl ze wijst probeert ze in de camper te gluren.
‘Nee hoor, we laten haar niet achter,’ probeer ik te sussen.
‘Dit is een heel normale situatie voor ons en de poes, niets om zorgen over te
maken.’ Ik vraag me af of ik niet te
onverschillig klink als ik in haar verbaasde ogen kijk.
‘Ik wil haar zien!’ Nog voordat ik kan reageren steekt ze
haar hoofd door de deuropening.
Mijn geduld en begrip voor haar actie is inmiddels ver onder
nul gedaald dus besluit ik haar te bedanken zodat we weer allemaal ons eigen
weg kunnen gaan.
Vorig jaar werd er nog vriendelijk gevraagd of Roos zonder
halsbandje en onaangelijnd wel bij ons en de camper bleef. Dit jaar is de
verbazing omgeslagen in een dierbeschermingscampagne waardoor elke dag één of
meerdere mensen zich met Roos bemoeien en ons vol afschuw aankijken. Alsof we
niet goed bij ons verstand zijn wordt er zonder overleg besloten dat Roos
gevaar loopt. Roos wordt niet meer als een instinctief wild dier gezien maar
als een loslopende kleuter die aan de hand moet lopen, op tijd moet eten en
voor het donker thuis behoord te zijn.
In plaats van dat ik Roos in de gaten houd loer ik nu naar elke
bedenkelijke dierenbeschermingsdaad. Opgefokt word ik er lacherig van. Er komt
een herinnering omhoog van de periode dat ik vergeefs Roos een halsbandje
probeerde om te doen:
Ik duwde de kronkelend
schreeuwende poes in Peters handen. Alsof Roos werd vermoord kwamen mensen op
het hartverscheurende gegil af. Hoofdschuddend liepen ze voorbij terwijl ze keken
naar onze bekraste en bebloede armen. Bij het zoveelste halsbandje waarbij Roos
bijna een zelfmoordpoging deed doordat het bandje klem kwam te zitten over haar
bek besloten we dat Roos koos voor een wild zigeunerachtig leven.
Als ik vol trots naar ons zigeunerkind kijk die weer binnen
komt stormen begin ik ongemerkt tegen haar te praten:
‘En lieverd, hoe is het gegaan, pas je op voor vreemden?’ Loop
je in vervolg met papa mee want voor je het weet zit je opgesloten in een kooi
en moet je de rest van je leven gemalen, gevriesdroogde muizen eten. Is dat wat
je wilt?’
Roos kijkt me belangstellend aan en vleit zich tegen mijn
been; ‘eten?’ denkt ze.