dinsdag 19 november 2013

DE FLUITKETEL VAN MR. WATT


 
De overwinteraars druppelen de camping binnen. Als zij de stekker in het elektriciteitskastje steken, hebben wij meteen een aantal volt minder. Maak je geen zorgen dat is hier normaal. s’ Nachts en ’s ochtends wordt de kraan nog meer dichtgeknepen en staat het voltage op een kaarsenpitje. Als Peter ‘s morgens vroeg thee voor me wil zetten, doet hij daarom eerst de koelbox uit. Mijn waterkoker schrikt wakker en komt pruttelend verrast steeds harder op gang. Ik weet nooit of hij het haalt. Vlak voor het water kookt, piekt Mr. Watt: Yes, het is weer gelukt! Dan kan ik weer ontspannend achterover zakken wachtend op m’n kopje thee op bed. De laatste dagen heeft Mr. Watt een nieuwtje. Hij fluit! Mijn waterkoker fluit als een fluitketel.

Op dit exacte moment gaat er bij mij ook een belletje rinkelen. Deze idiote reactie van het Marokkaanse elektriciteitsnet die mijn waterkoker laat fluiten brengt me bij een herinnering van de lagere school.  Ik denk dat ik een jaar of 8 was.
Mijn juf begint te vertellen: ‘Vannacht liep er een kabouter over het aanrecht bij mij thuis.’

De klas is stil. Mijn mond valt open en ik ga op het puntje van m’n stoel zitten.
‘Ik werd wakker van lawaai in de keuken en ik ging stilletjes naar beneden. Glurend tussen de kier van de keukendeur zag ik een kabouter op het aanrecht staan. Zijn knapzak lag naast hem en hij was een vuurtje aan het stoken op één van de pitten van het gasfornuis.’

‘Echt niet!’ klinkt er door de klas.
Er wordt gegniffeld maar ik kijk mijn juf met trouwe hondenogen aan. Ik denk dat ze ziet dat ik haar wel geloof.  Ze trekt niks van het geroezemoes van de klas aan en vertelt verder.

‘Ik geloofde mijn eigen ogen niet en omdat ik schrok, hoorde de kabouter me. Hij keek achterom en begon te wankelen. Met een voet raakte hij een aantal brandende takken. Het vuurtje viel van de gaspit op het fornuis, naast de andere gaspit waar mijn fluitketel op stond. Steekvlammen schoten  precies omhoog onder het handvat van mijn fluitketel.’

‘Ja hoor!’ roept te klas. ‘Dat kan niet.’

Ik vind het vanzelfsprekend dat het kan. Ik weet het bijna zeker. Mijn juf is altijd serieus en streng, ze zegt niet zomaar wat. Ik begrijp de klas niet, dat ze het niet zien.

‘Als jullie het niet willen geloven, kom dan vanmiddag bij mij langs.’ Het handvat van mijn fluitketel is helemaal gesmolten en de knapzak ligt nog op het aanrecht.’
‘Ja, oké.’ gaat er door de klas.

Dat is nou slim van mijn juf. Als het niet waar zou zijn kon ze de klas niet thuis vragen. Ik weet daarom dat ze niet liegt.



’s Middags na school wilt m’n moeder dat ik nog even wat eet en drink. Ik schrok het naar binnen want ik wil niet als laatste bij mijn jufs huis aankomen. Rennend door de straten hoop ik dat ik niet te laat ben. Ik bel aan. Mijn juf doet open. De klas is er niet.
‘Waar is iedereen?’ vraag ik verwonderd.

‘Er is niemand geweest!’ zegt mijn juf.

Ik schrik even en ben bang dat de klas gelijk heeft. Mijn juf glimlacht naar me, ze ziet er stralend uit en lacht me niet uit. In de keuken laat ze me het gesmolten handvat van haar fluitketel zien. Ik mag de knapzak zelfs vasthouden. Mijn juf laat me even alleen in de keuken. In geen enkel kastje zit een kabouter verstopt. Wat jammer.
Als mijn juf de keuken weer in komt, adem ik zuchtend uit: ‘Wat raar hè dat de klas niet is gekomen. Je ziet toch zo dat het waar is.’
‘Ik wist wel dat de klas niet zou komen’ zegt mijn juf.

‘Ik wilde alleen met jou mijn geheim delen…’
Ik voel de woorden door me heen trekken. Opeens weet ik niet meer of ik  nu blij moet zijn. Mijn juf bedoelt het goed, ze wilt me iets geven. Ze probeert bij me te komen in mijn eigen vertrouwde wereldje. Toch kunnen we elkaar niet bereiken, of zij mij niet. Ik voel me weer helemaal alleen.

‘Fiet… fiet…’ daar piekt mijn waterkoker weer. Mr. Watt fluit als een bouwvakker. Verder hoor ik geen andere bouwgeluiden, wel de branding van de zee. Peter stommelt wat in de camper. Ik rek me uit en doe het raampje open. Terwijl ik een leesboek opensla, brengt Peter mij, goedemorgen wensend, een heerlijk kopje thee op bed.
Ik glimlach terug en realiseer me dat de cocon van eeuwig opgeslagen eenzaamheid is opengebarsten. We zijn verbonden en vrij en nooit meer alleen.

zondag 10 november 2013

VOORBIJ DE HORIZON


 
Elk jaar als ik in Marokko kom moet ik altijd even schakelen tussen verschillende emoties. De mannen van het land proberen alles om aan hun dagelijkse geld te komen door toeristen hun koopwaar aan te bieden. We hoeven maar even op een lege parkeerplaats stil te staan en er spruiten overal Marokkanen uit de grond. De één met kettingen van gedroogde eucalyptusvruchten, de andere met een kar vol groente en fruit en weer een andere met verse vis uit de Atlantische oceaan. Het zijn geen afgewogen of verpakte producten met een handig prijskaartje. Nee… je moet altijd gokken hoeveel je krijgt en wat het kost.
Na een half jaar moet ik weer in mijn geheugen tasten naar de prijs. De verkoper probeert met enthousiaste gebaren zijn superieure product aan te prijzen. O ja… zo ging het. Het vervelende is dat ik door de rit en de spanning naar het land over de straat van Gibraltar even het spoor bijster ben. Mijn kompas staat rondjes te draaien. De Marokkaan functioneert als een gigantische magneet waardoor ik me blindelings laat beïnvloeden. In mijn lege hersencellen vind ik vaag een zogenaamd heldere ingeving.
‘Laat ik als een doorgewinterde toerist over komen...’ dringt het langzaam tot me door. ‘Ik onderhandel de prijs van te voren af...’
Glimmend van trots valt de slimme ingeving in duigen. Ik kan namelijk nog geen verbinding maken met de prijs en de waarde van het product. Dus zeg ik spontaan ‘Ja’ terwijl Peter me stom aankijkt aangezien hij zich in een soortgelijke toestand bevindt.


Natuurlijk koop ik dan iets veel te duur. Verward praat ik dan op m’n zelf in: ‘Ach, die man heeft het harder nodig dan ik. Wat maken die extra Dirhams toch uit.’ Ik stel me dan voor dat de man een goede dag heeft. Misschien gaat hij wel eerder naar huis omdat zo’n stomme toerist er is ingetuind. In gedachte zie ik hem gniffelen.
 
Omdat mijn gevoel nog ergens boven Europa zweeft draait mijn lege brein overuren. Ik kan maar niet loslaten wat er is gebeurd. Eerst voel ik me een domme toerist. Daarna heb ik mededogen voor de verkoper. Vervolgens word ik pissig omdat ik me heb laten gebruiken. Keer op keer wordt het plaatje bij me afgespeeld. Ik raak er gefrustreerd van. Met een gemaakte glimlach en weerbarstige haren wacht ik af tot ik me weer een geheel voel.

Nog één keer koop ik mandarijnen alsof het goudklompjes zijn en zeven sardientjes voor vier euro. Uiteindelijk komt mijn gevoel weer bij me terug en vullen mijn grijze hersencellen zich met overzichtelijke gedachte. Ik laat de wind en de geur van de Oceaan mijn frustraties wegspoelen. Ik kijk vol bewondering naar de Marokkaanse familie die in alle rust de camping runt. ‘Salammaleikum…’ Enthousiast begroet ik ze met mijn tien woorden Marokkaans. Ik loop dankbaar naar de schaarse sanitaire voorzieningen die er zijn. Ik aai een zwerfkat onderweg terwijl ik de geur opsnuif van een dagelijks vuurtje van afval.
MAROKKO… ik ben weer thuisgekomen.

woensdag 6 november 2013

GESCHENK VAN ALLAH

Omdat we voor een levende kip bedankten, konden we de vier dode broertjes Octopus niet afslaan. Met hun tentakeltjes intens om elkaar heen geklemd legde ik ze voorzichtig in de snelkookpan.

Ik kijk gebiologeerd naar hun zwarte glimmende oogjes alsof ze dwars door me heen lijken te kijken. In trance gooi ik een litertje water over het uitgebluste leven.
‘Een beetje zeezout erbij?’ vraag ik in stilte als ik me van de indringende oogjes probeer los te rukken. Met een zucht draai ik de deksel op de pan.
‘Na een uurtje kun je alle zuignappen verwijderen’, kleeft als herhaalde instructie aan mijn oren. Mijn hart slaat over als de snelkookpan begint te gieren en te sputteren. Ik glip naar buiten. Met zweetdruppeltjes onder mijn neus laat ik het vuur en kokende water zijn werk doen.
Plotseling begint poes Roos onophoudelijk te gillen. Ik schrik me rot. In gedachte zie ik al een enorme octopus met zwaaiende tentakels als een kwade geest uit de rook van de snelkookpan opdoemen. Met ingehouden adem kijk ik naar de ingang van de deur. Voor de deur zit een magere zwerfkat het kookluchtje verheerlijkt op te snuiven terwijl poes Roos met haar gegil de smoezelige kat probeert weg te jagen. Ik adem in één keer uit.

Uit de camper klinkt een vervaarlijk gezoem. Vreemd. ‘De snelkookpan is toch tot stilstand gekomen?’ Als ik voorzichtig tussen het horgordijn door gluur zie ik honderden vliegen rond de pan zwermen. ‘Waar komen die allemaal vandaan?’
Ik rol het horgordijn op en til de pan met de gekookte vierling naar buiten. Als een soort vliegenvanger van Hamelen leid ik de binnen verzamelde vliegen naar buiten met de pan in mijn hand.
In de pan is het een chaos. Er zijn geen vriendelijk kijkende oogjes meer. Van de stijf gekookte tentakels kan ik een roze drap met napjes afstropen. Er lijkt geen eind aan te komen. Ik ben in een dubieuze wereld terecht gekomen vol plakkerige derrie, miljoenen vliegen, zwerfkatten en één hysterische poes. Ik heb zelfs geen tijd om er iets van te vinden. Op de bodem van de pan zie ik een paar gekookte oogjes dobberen. Ik schiet in een lachstuip. De gebroederlijke lijfjes lijken wel sokjes waar je een mobieltje in kunt stoppen. Ik hak de schoongekookte tentakels in stukjes en leeggespoelde lijfjes in ringen. Hopla. In een schaaltje met vinaigrette en ons voorgerechtje is klaar.

 
Met het zenuwslopende gerecht achter de kiezen besluit ik even een wandeling langs de Atlantische oceaan te maken. Terwijl ik blindelings naar de steeds luider ruisende golven loop zie ik een visser door een pierenbad waden. Hij heeft zijn broek in van die groene Tuincentrum laarzen gepropt. Met een stok prikt hij tussen de rotsen. Op een gegeven moment zit hij te poeren als in een rotte kies en tovert een drillerige hoop tevoorschijn. Nog voordat het tot me doordringt dat dit een octopus moet zijn, ramt hij het mystieke zeewezen keihard op de rotsen.
‘NEE, niet weer!’ denk ik. Laat dit alleen het oerinstinct van deze jager zijn. Als een soort van survival verzamelt hij inktvisringetjes voor zijn arme hongerige familieleden. Halal en vers van de rotsen.

‘Ik pas,’ schreeuw ik tegen de golven in en ren terug naar de camping. ‘Alsjeblieft,  geen goedbedoelde giften meer. Wij leven vandaag op bananen en mandarijnen…’