De overwinteraars druppelen de camping binnen. Als zij de
stekker in het elektriciteitskastje steken, hebben wij meteen een aantal volt
minder. Maak je geen zorgen dat is hier normaal. s’ Nachts en ’s ochtends wordt
de kraan nog meer dichtgeknepen en staat het voltage op een kaarsenpitje. Als
Peter ‘s morgens vroeg thee voor me wil zetten, doet hij daarom eerst de
koelbox uit. Mijn waterkoker schrikt wakker en komt pruttelend verrast steeds
harder op gang. Ik weet nooit of hij het haalt. Vlak voor het water kookt,
piekt Mr. Watt: Yes, het is weer gelukt! Dan kan ik weer ontspannend achterover
zakken wachtend op m’n kopje thee op bed. De laatste dagen heeft Mr. Watt een
nieuwtje. Hij fluit! Mijn waterkoker fluit als een fluitketel.
Op dit exacte moment gaat er bij mij ook een belletje
rinkelen. Deze idiote reactie van het Marokkaanse elektriciteitsnet die mijn
waterkoker laat fluiten brengt me bij een herinnering van de lagere school. Ik denk dat ik een jaar of 8 was.
Mijn juf begint te vertellen: ‘Vannacht liep er een kabouter
over het aanrecht bij mij thuis.’
De klas is stil. Mijn mond valt open en ik ga op het puntje
van m’n stoel zitten.
‘Ik werd wakker van lawaai in de keuken en ik ging
stilletjes naar beneden. Glurend tussen de kier van de keukendeur zag ik een
kabouter op het aanrecht staan. Zijn knapzak lag naast hem en hij was een vuurtje
aan het stoken op één van de pitten van het gasfornuis.’
‘Echt niet!’ klinkt er door de klas.
Er wordt gegniffeld maar ik kijk mijn juf met trouwe
hondenogen aan. Ik denk dat ze ziet dat ik haar wel geloof. Ze trekt niks van het geroezemoes van de klas
aan en vertelt verder.‘Ik geloofde mijn eigen ogen niet en omdat ik schrok, hoorde de kabouter me. Hij keek achterom en begon te wankelen. Met een voet raakte hij een aantal brandende takken. Het vuurtje viel van de gaspit op het fornuis, naast de andere gaspit waar mijn fluitketel op stond. Steekvlammen schoten precies omhoog onder het handvat van mijn fluitketel.’
‘Ja hoor!’ roept te klas. ‘Dat kan niet.’
Ik vind het vanzelfsprekend dat het kan. Ik weet het bijna zeker. Mijn juf is altijd serieus en streng, ze zegt niet zomaar wat. Ik begrijp de klas niet, dat ze het niet zien.
‘Als jullie het niet willen geloven, kom dan vanmiddag bij
mij langs.’ Het handvat van mijn fluitketel is helemaal gesmolten en de knapzak
ligt nog op het aanrecht.’
‘Ja, oké.’ gaat er door de klas.Dat is nou slim van mijn juf. Als het niet waar zou zijn kon ze de klas niet thuis vragen. Ik weet daarom dat ze niet liegt.
’s Middags na school wilt m’n moeder dat ik nog even wat eet
en drink. Ik schrok het naar binnen want ik wil niet als laatste bij mijn jufs huis
aankomen. Rennend door de straten hoop ik dat ik niet te laat ben. Ik bel aan.
Mijn juf doet open. De klas is er niet.
‘Waar is iedereen?’ vraag ik verwonderd.‘Er is niemand geweest!’ zegt mijn juf.
Ik schrik even en ben bang dat de klas gelijk heeft. Mijn
juf glimlacht naar me, ze ziet er stralend uit en lacht me niet uit. In de keuken
laat ze me het gesmolten handvat van haar fluitketel zien. Ik mag de knapzak
zelfs vasthouden. Mijn juf laat me even alleen in de keuken. In geen enkel
kastje zit een kabouter verstopt. Wat jammer.
Als mijn juf de keuken weer in komt, adem ik zuchtend uit:
‘Wat raar hè dat de klas niet is gekomen. Je ziet toch zo dat het waar is.’
‘Ik wist wel dat de klas niet zou komen’ zegt mijn juf.
‘Ik wilde alleen met jou mijn geheim delen…’
Ik voel de woorden door me heen trekken. Opeens weet ik niet
meer of ik nu blij moet zijn. Mijn juf
bedoelt het goed, ze wilt me iets geven. Ze probeert bij me te komen in mijn
eigen vertrouwde wereldje. Toch kunnen we elkaar niet bereiken, of zij mij niet.
Ik voel me weer helemaal alleen.
‘Fiet… fiet…’ daar piekt mijn waterkoker weer. Mr. Watt
fluit als een bouwvakker. Verder hoor ik geen andere bouwgeluiden, wel de
branding van de zee. Peter stommelt wat in de camper. Ik rek me uit en doe het
raampje open. Terwijl ik een leesboek opensla, brengt Peter mij, goedemorgen
wensend, een heerlijk kopje thee op bed.
Ik glimlach terug en realiseer me dat de cocon van eeuwig opgeslagen eenzaamheid is opengebarsten. We zijn verbonden en vrij en nooit meer alleen.
Ik glimlach terug en realiseer me dat de cocon van eeuwig opgeslagen eenzaamheid is opengebarsten. We zijn verbonden en vrij en nooit meer alleen.