woensdag 22 april 2015

God, bliep me op, inshalla


Wat een nacht. Na een vluchtig bezoek van mijn kinderen dacht ik lekker te kunnen slapen. Fout gedacht. Tijdens het slapen maakte mijn hoofd overuren. Ik moest allerlei strategieën bedenken om aan de overkant te komen. Ik bedoel, ik was wel in slaap gevallen maar terwijl ik droomde hield mijn denken mij volledig onder controle. Doodvermoeiend. Geen ontspannende vage beelden maar op een natuurramp lijkende hysterie.

Ik stond rechts van de zee op het droge gedeelte van een zanderige rotspartij. Ik tuurde langs de zeelijn. Vanaf mijn ingesloten plek kon ik alleen via een smalle richel naar de overkant komen. Precies halverwege de richel was een zwak punt. Het zeewater klotste daar overheen en sijpelde als een beginnende waterval in de gigantische bouwput er naast. Dat had ik weer.

Behalve een veel te zware boodschappentas wilde ik ook mijn fiets aan de overkant krijgen. Ik had twee onmogelijke mogelijkheden. Rijdend langs de rotsachtige richel vlak langs de zee. Bij deze keuze moest ik het zo uitkienen dat een vloedgolf me in het midden niet zou meenemen. Of, glijdend door stuifzand en modderstromen vlak langs de bouwput. Bij deze keuze zou ik met de waterval in de canyon kunnen vallen.

Ik keek van de woeste zee naar de diepe bouwput en weer terug. Wat moest ik doen? Vaag zag ik beelden van parasols, mensen in badkleding en spelende kinderen. Waarom was dat vaag? Waarom werd die relaxmodus niet even dik aangezet? Waarom moest ik me juist concentreren op zo’n leven-en-dood-dilemma? Ik werd behoorlijk pissig en mijn hoofd stond op knappen. Zuchtend liep ik steeds dichter naar de richel toe. Ik hoopte op een Godswonder. God, bliep me op, inshalla.

Op het moment dat ik nederig mijn ogen sloot, schrok ik wakker. Godsammekrake... wat had ik een koppijn.

woensdag 15 april 2015

HEDEN TOT NU


Mijn ogen rusten telkens op de zilveren knoppen van de Esdoorn, dicht aan de Linge is zijn thuis. Minnend verdrinken zijn wortels in het water terwijl het water hem zachtjes streelt. Opnieuw wordt een nieuw leven geboren. Zonder herinneringen naar het verleden. Zonder verwachtingen naar het heden. De Esdoorn staat daar waar hij zich heeft gezeteld roerloos in zijn vorstelijk zijn. Ik bewonder zijn stilstaande aanwezigheid zoals hij in het heden vertoefd. Ik kan dat niet, ik ben geen boom. Ik moet mij juist voortbewegen om in het nu te zijn.

Een week geleden startte ik elke morgen de camper. Zodra de motor ging draaien en het logge gevaarte in beweging werd gezet, bevond ik me in het heden. Snijdend door de tijd was ik in het nu. Ik kon me geen zorgen maken over het stof dat in de camper rond dwarrelde. Het moeten was uitgesloten want alleen het reizen deed er toe. Met wapperende haren en een leeg hoofd ontstond er ruimte voor nieuwe ideeën. De verzamelde indrukken maakte me blij. Ik hield me vast aan het reizen. Verslaafd aan het nu balanceerde ik tussen het verleden en de toekomst.

Nu sta ik stil. De motor van het heden is uitgezet. Het verleden heeft me ingehaald en ik vraag me af wat de toekomst me zal brengen. Ik schud mijn schouders los als ik kijk naar de takken van de Esdoorn. Mijn gedachtes vliegen overal heen omdat de middelpuntzoekende kracht is verdwenen. Er moet een manier zijn om zonder beweging weer in het heden te komen. Leer mij van jouw onafhankelijk bestaan. Wieg me in jouw armen. Geef me het prille begin van het heden en ik groei samen met jou naar het nu.