maandag 20 januari 2014

IN DE GREPPEL VAN DE DOORGAANDE WEG




Na 1 maand elke dag werken heeft onze vriendin Nozha eindelijk 1 dag vrij. In een paradijselijke omgeving zijn we elke dag verwend met haar vers gezette koffie, verse jus d‘orange en zelfgebakken cake. Een beetje onthand maar erg blij voor haar, besluiten Peter en ik  naar het dorpje aan de weg te gaan.

Het plaatselijke cafétje is een soort schuurtje van 2x4 meter. De plastic stoelen zijn een bij elkaar gevonden stel verschillende modellen. De meeste zijn gebroken en met geboorde gaatjes en metaaldraad hebben ze een tweede leven gekregen, of derde of vierde… ‘Je kunt er toch op zitten?’ raast het door mijn hoofd. Een jongeman zit voor het cafétje op een bamboestok te blazen. ‘Ach, verrek, het is een zelfgemaakte hasjpijp!’ Hij kijkt ons enthousiast lachend aan maar lijkt niet helemaal aanwezig. Veel jongemannen komen de eigenaar gedag zeggen en dat doen ze door hem op het voorhoofd te kussen. ‘Vast een belangrijk man, of zo.’ Ze kijken ons wat stuurs en ongemakkelijk aan.  Ze praten geen woord Frans dus daar ga ik dan met m’n 10 woorden Marokkaans.

‘Sbah legér, ki dajér? (Goede morgen, hoe gaat het?)
Er ontstaat een ‘smile’ van oor tot oor op het gezicht van de eigenaar en de jongemannen beginnen te gniffelen. Omdat ik niet weet hoe ik een thee bestel - zonder thee en zonder suiker - bedenk ik wat ik wel kan bestellen in het Marokkaans. Dat is koffie
 ‘Briet zoez qewwa kelha.’ (Ik wil twee koffie). Terwijl de eigenaar een gebutste aluminium koffiepot met water vult en het vuurtje eronder probeert aan te wakkeren, zetten wij twee zo-goed-als-nieuwe-stoelen buiten in het zonnetje neer. De enige tafel van het cafétje wordt door één van de jongemannen trots voor ons neergezet.
‘Sjokran’ (bedankt) zeggen we in koor.

 
Eigenlijk zitten we in de greppel van een doorgaande weg. Verkeer raast voorbij. Niet echt een terrasje dus, maar we gedragen ons wel alsof we op een terras zitten.
‘Kijk die pick-up-truck, ik tel 6 mensen wapperend in de wind achterin!’  ‘Nee, 8!’ ‘Dat is toch een brommer, geen snorfiets… waarom hangt die helm dan voor aan het stuur?’ Kinderen hebben ons opgemerkt dus lopen ze zo onopvallend mogelijk langs ons tafeltje heen en weer. We trekken gekke bekken en Peter haalt een hand vol lollies.

Als de koffie is gearriveerd in kleine cola glaasjes met een heuse suikerpot, reageer ik wel erg enthousiast. Zeker voor iemand die normaal geen koffie drinkt en helemaal niks met suiker heeft. Ik gedraag me alsof ik na een maand lang door de Sahara lopen ineens een oase zie. En volgens mij is dat ook wel een beetje zo. Deze suikerpot gaat het hele dorp rond, er is er maar één van. Geen brokjes suiker op een schoteltje. Nee… een echte suikerpot met bijpassend deksel.

Rechts van ons is een winkeltje met ‘van alles’ en een slager, links van ons een fietsenmaker die de hele dag zo-goed-als-nieuwe-bagagedragers aan fietsen last en een aantal gevonden wieldoppen in de boom heeft gehangen. Twee winkeliers zitten op een zelfgemaakt bankje tegen de muur van hun winkeltjes. Er komen nog twee toeristen voorbij die amper worden aangekeken. Ze halen een brood en op het moment dat ze weg zijn, vraag ik me af of ze er wel geweest zijn.

Op het moment wanneer ik respectvol de deksel op de suikerpot leg, begint de lucht als in een oase te trillen. De eigenaar knikt dankbaar. ‘Tabarek allah’ (mogen Allah jullie zegenen) gonst het door de lucht. We krijgen spontaan een tas met groenten aangereikt. Perplex staan we te kijken en naar alle gezichten die op ons zijn gericht. Het hele dorp, in een stoffige berm aan de rand van een doorgaande weg met slechts 1 suikerpot, staat te stralen. We zien sprankelende ogen en gemeende glimlachen. Geen enkele materiële luxe kan deze energie overtreffen. Ontroerd worden we overweldigd door alle liefdevol geopende harten.

Het sprookje van 1001 nacht bestaat echt…