woensdag 24 december 2014

DAGELIJKSE KERSTCADEAUS



Er zijn hier geen kerstbomen en lichtjes in de donkere uren. Nergens klinkt er ‘Stille nacht of Heilige nacht’. Zelfs de herdertjes zijn in het zonlicht naar huis gegaan. Ik loop in mijn zomerkleren verwarmd door de zinderende zon naar het strand. De golven bulderen. Ik snuif de zeedamp op en kijk naar de mensen om me heen. Al is het slechts een klein vissersdorpje er is altijd wel iemand om te begroeten: een wandelaar, een visser of de man van het strandcafé.
Nog nooit heb ik de kerstgedachte zo intens gevoeld. Hier bestaat een goeiemorgen niet uit een vluchtig voorbij snellen. Een hand die als het even uitkomt snel in lucht wordt gestoken. Hier is een handdruk slechts het begin van een heel ritueel. Niet alleen in de ochtend maar op elk tijdstip van de dag wordt er even stil gestaan van mens tot mens.
“Goedemorgen, hoe gaat het?” vraagt een wildvreemde man als ik op de weg voor het strand stil sta.
“Goed, en met u?” Ik loop naar hem toe en schud hem de hand. Na onze handdruk kust hij zijn hand om vervolgens, met een lichte buiging, zijn hand op zijn hart te drukken.
Een bijzonder respectvol gebaar. Het ontroert me.
“Heeft u goed geslapen?” vraagt de man vriendelijk.
“Jazeker.”
“En uw man?”
“Heel goed.“
“Hoe gaat het met uw familie?”
“Prima, dank u wel.”
Ik voel schaamte omhoog borrelen. Wie ben ik die jarenlang argwanend op deze mensen heeft neer gekeken. Alsof ik van één of ander superieur ras ben die het alleenrecht heeft te oordelen. Door een simpele begroeting word ik als westerling van mijn voetstuk geblazen. Maar van mens tot mens voel ik glashelder de gelijkwaardige positie.
“Mag ik u een kopje thee aanbieden?” De man gebaart uitnodigend met zijn handpalm omhoog.
Ik glimlach en vind het bijna onrespectvol om nee te zeggen.
“Sorry, ik heb bij het café afgesproken.” Ik knik verlegen.
“Oké, dat geeft niet, een volgende keer misschien.” De man schudt me nog eens de hand.
“Tot ziens.”
“Een fijne dag.”
Terwijl ik verder naar het strandcafé loop, realiseer ik me dat dit besef van betrokkenheid in al zijn eenvoud mij het ultieme kerstgevoel geeft. Het is het grootste kerstcadeau wat ik ooit heb gekregen. Een diepgeworteld bewustzijn van saamhorigheid geeft mij het gevoel dat het elke dag kerst is.
Nooit zal ik de eerste keer vergeten dat Marokko en zijn bevolking mijn hart opende.


dinsdag 23 december 2014

ZUS EN ZO, bliklipjestas

Zus en zo...
Zus bliklipjestas R.I.P.

Na dagelijks gebruik was de zelfgemaakte bliklipjestas die ik van mijn zus had gekregen uit elkaar gevallen. Van de resten die er met onderbroken draadjes bij hingen kon ik zien hoe mijn zus de tas had gehaakt. Omdat blauw toch wel echt mijn  kleur is, ging ik opnieuw aan het werk. Uit de aluminium overblijfselen ontstond al gauw een geraamte.


Voor elke ronde gebruikte ik 26 bliklipjes en haakte ze met naald 5 als volgt aan elkaar:

I.  1 losse, 3 in het ronde oog van het bliklipje, 1 losse
II.  bij het laatste 26ste bliklipje géén losse maar met een halve vaste verbonden
III. 4 losse, 3 losse in ronde én in vierkante oog van een nieuw bliklipje, 1 losse

Herhaal toer III, 15 keer 

Zo ontstond er een geraamte van 15 lagen met 26 bliklipjes. Totaal 390 bliklipjes.

Bij de afwerking aan de onderkant heb ik 5 vasten in de dubbele laag vierkanten ogen gehaakt. Voor de afwerking aan de bovenkant heb ik met een donkere blauw de eerste toer 5 stokjes in elke vierkant oog gehaakt. De tweede toer, 1 stokje in het eerste stokje, 3 stokjes in het derde stokje en zo voorts.


Eén zijkant bestaat uit de reeks 4 losse van het begin van toer III.
De andere zijkant maak ik met een nieuwe draad d.m.v. 3 losse en 1 halve vaste om de gehaakte rij, enz. Beide zijkanten eindig ik met een ketting van losse en vasten, die ik als een lus vasthaak aan de tas. Hieraan komt het hengsel.

Het hengsel heb ik gemaakt van 100 steken 'Lilith-dubbele-ketting' met nog een rij vasten er bovenop.

Gelukkig kon ik de katoenen binnenkant van mijn vorige tas gebruiken. Met het verbinden van de rits en het haakwerk heb ik menig zweetdruppels opgeofferd. Heel vaak belandde het haakwerk in de hoek. Na flink wat schietgebedjes is het uiteindelijk gelukt.



woensdag 17 december 2014

GELIEFDE VOLGERS,


Zoals jullie weten heb ik het niet makkelijk gehad. Mijn moeder vertelde me dat ik in een koeienstal geboren werd en ondanks de barre omstandigheden werd ik vorstelijk begroet. Al die aandacht was best wel leuk maar daar verwachtte iedereen ook veel voor terug.

In het begin snapte ik dat niet zo goed. Ik was een vrolijk kind en iedereen wilde vrienden zijn en allerlei leuke dingen met me doen. Als ik de mensen aanraakte, viel er altijd een enorme stilte. Dat was best wel beangstigend als je nagaat hoeveel mensen mij volgden.

Ook later toen ik volwassen was gebeurde het regelmatig dat er mensen spontaan voor mij op de grond vielen. Daar schrok ik wel van dus zakte ik door mijn knieën en ondersteunde ik hun leed zodat ze samen met me op konden lopen.

Omdat ik werd gebombardeerd tot een of ander belangrijk persoon waren er ook tal van mensen die vreselijk jaloers waren. Heel bizar want ik kon er ook niks aan doen. Dus zocht ik een aantal vrienden uit waar ik regelmatig mee kon kletsten.

Helaas was zoveel aangeboren onschuld en liefde voor mijn medemens iets totaal ongrijpbaars. Alsof het onbegrip van deze groep mensen uit míjn lijf geslagen moest worden. Lieve volgers, ik weet dat jullie dat niet wilden en in shock raakte toen ik jong werd vermoord.

Daarom kan ik het niet laten om nog steeds in jullie hoofden rond te dwalen en dat spijt me. Immers zijn jullie net zoals ik was; slechts een deeltje van het grote geheel. We worden althans allemaal onschuldig geboren.

Alsjeblief, ik wil dat jullie me niet meer op een voetstuk plaatsten. Laat eenieder zijn of haar mooie weg bewandelen met de kracht vanuit jullie eigen hart. Wees niet bang en treur niet als ik mijn FB-pagina ophef. Laat me los zodat ik verder kan zweven net zoals ik jullie vrijheid wens.

In Gods naam, vanuit mijn hart...

Fijne kerstdagen,

JEZUS


woensdag 10 december 2014

DE KAT OP PELGRIMSTOCHT


Op een mooie dag verspreidde zich een bijzonder nieuwtje onder de muizen:
‘De kat vertrekt op pelgrimstocht…’  gonsde het over het veld. Met fonkelende kraaloogjes keken de muizen elkaar opgewonden aan. Hun harten klopten vol verwachting.

‘Dat zij maar lang wegblijft…’ zei een muis.

‘Dat zij nooit meer terugkomt…’ zei een andere muis.

Er werd gesmoezeld en gepiept totdat er stapvoets ‘de muisoudste’ kwam aangelopen. Met zachte piep klonk er krakend uit zijn snuitje:

‘Dat zij bij terugkomst spijt heeft en nooit meer op ons zal jagen…’

De snuitjes vielen vol bewondering open en de muizen knikten instemmend. Daarna schoten ze over het veld voor hun dagelijkse bezigheden.

Toen de kat terugkwam, besloten de muizen haar unaniem te feliciteren. Ze brachten cadeaus mee die gewoonlijk aan een guru gegeven worden en stonden in een lange rij achter elkaar voor haar huis. Hun harten klopten vol bewondering maar sloegen af een toe een angstige slag over.
Ze gingen in een kring om haar heen zitten. Niet te dichtbij. Ze bekeken haar goed en luisterden naar haar. De kat was aardig en vriendelijk en had haar lange nagels ingetrokken. Ze maakte een gezellig spinnend geluid en sloeg bescheiden haar ogen neer als zij hun vragen beantwoordde.
De muizen vertrokken enthousiast en belegden dadelijk een grote vergadering. De jongeren riepen tegen iedereen die het horen wilde:

‘De oude oorlog is voorbij er is een nieuwe tijd aangebroken...’

‘Het rijk van de universele liefde breekt aan…’ 

Voortaan konden zij als broeders en zusters met elkaar leven. De muizen juichten en maakten aanstalten om bij de kat in huis te gaan wonen toen uiteindelijk ‘de muisoudste’ de vergadering bereikte.

‘Stilte!’ kraste het luid door het vergaderhol.

De muizen keken elkaar verward aan toen ‘de muisoudste’ zacht en langzaam verder sprak:

‘De kat is een guru geworden, dat is zeker. Ik zie de gloed van een aureool om haar hoofd. Ze heeft de vriendelijkheid en het afwachtende van een guru. Maar haar blik is nog hetzelfde. Ik zie de scherpe blik van een kat. Laten we alsjeblieft op onze hoede zijn. Eén reis is niet genoeg om te veranderen wat eeuwenlang door het bloed stroomde.’

De snuitjes vielen vol bewondering open en de muizen knikten instemmend. Daarna schoten ze over het veld voor hun dagelijkse bezigheden.





Het moraal:
Deze fabel komt in verschillende versies voor. Heiliger dan een guru (hadji in de Islamitische wereld) kun je haast niet zijn. Blijf alert. Een oude vijand moet je nooit vertrouwen, zelfs als zij/hij zich heel mooi voordoet.


http://neveu01.chez-alice.fr/birawoun.htm

Uit: V. Loubigne, Textes arabes des Zaër, Parijs, 1970. 'Le rat et le chat', pp. 271 e.v.

vrijdag 28 november 2014

AAN HET EINDE VAN DE REGENBOOG


Van de week kwam ik ergens op een site terecht waar schrijvers geld verdienen door een stuk of wat artikelen te schrijven. Ik was meteen geïnteresseerd. Met eurotekens in mijn ogen liet ik mij meevoeren al graaiend in de materie. Op het puntje van mijn stoel zag ik mezelf al schrijvend rijk worden.

Terwijl ik begin te lezen ontdek ik al snel dat het om de advertenties draait. ‘Jammer, daar heb ik een hekel aan.’ Ik leun een beetje achterover. Ik wrijf in mijn ogen maar de eurotekens blijven op mijn netvlies plakken.  Gedreven worstel ik me door het geldbeluste onderwerp.

Ik begrijp dat bij elke tekst die ik plaats Google voor mij passende advertenties zal neerzetten. Als bezoekers op zo’n advertentie klikken ga ik geld verdienen. Om veel te verdienen moet ik schrijven op een site die vaak wordt bekeken. Klinkt logisch. Alleen is de site die het meest wordt bezocht een soort bibliotheek. Op www.infonu.nl. worden uitsluitend informatieve artikelen geplaatst. Dat betekent dat ik zonder toeters en bellen moet schrijven.

Ik denk even terug aan de manier van schrijven zoals ik vroeger deed. Als een volhardend wetenschapper schreef ik recensies van boeken of teksten over gezondheid. Het heeft nogal lang geduurd voordat ik in de gaten had dat ik daar moe van werd. Ik ging ervan in mijn hoofd zitten en raakte mezelf kwijt.
Alleen als bioloog zou ik informatief kunnen schrijven. De natuur is zoals het is en haar puurheid heeft mijn toegevoegde poespas niet nodig.

Inmiddels hang ik uitgezakt in mijn stoel. Om 5 euro per maand te verdienen met het plaatsen van één artikel moeten er 1000 bezoekers mijn tekst willen lezen. Ik begrijp dat het nodig is omdat niet iedereen op een bijgeleverde advertentie van Google zal klikken.  Hoe kom ik aan zoveel lezers? Ik mag al blij zijn als ik 100 bezoekers tref. Zelfs een vetpot van 0,50 cent per maand kan ik dan op mijn buik schrijven.

De eurocenten vallen van mijn netvlies. Ik strijk door mijn verwarde haar als ik denk dat bijna iedereen zo’n programmaatje heeft die advertenties blokkeert.  Er valt niks aan te klikken en er blijft voor mij dus 0,0 cent over.

Daar gaat mijn gouden pot aan het einde van de regenboog. Het enige wat er overblijft is mijn passie voor schrijven die ik elke keer op mijn eigen manier kan inkleuren.
Gefascineerd door de magie van woorden groei ik verder op mijn weg. Met kinderlijke verwachting loop ik verder, soms om even stil te staan maar meestal jubel ik uitgelaten voor me uit.


zondag 16 november 2014

MANNETJES EN VROUWTJES


Is het HIJ die schijnt en ZIJ die ons een lichtpuntje geeft in de donkere nacht? Of is het ZIJ die haar warmte uitstraalt en HIJ een geheimzinnige onbekende? Ik kijk ‘ns in het grote Nederlandse woordenboek die me geen steek verder brengt…
maan (de; v(m); meervoud: manen)
zon (de; v(m); meervoud: zonnen)

Welke typische Nederlander heeft dit bedacht? Ik zoek verder naar een verhelderend antwoord. De Fransen en Spanjaarden zijn het duidelijk eens: ‘Le Soleil’ en ‘la Luna’, mannetje vrouwtje. Alleen de Duitsers schreeuwen ons keihard in de oren: ‘Die Sonne’ en ‘Der Mond’, vrouwtje mannetje. Misschien zijn we daarom zo geschrokken en hebben we ons strategisch opgesteld.


Zo gek is dat toch niet. De Fransen en Spanjaarden spreken een Romaanse taal en de Duitsers een Germaanse taal. En wij dan? Zijn wij Nederlanders een mengelmoesje? Ik hoop dat het antwoord bij de Kelten ligt. Een oud natuurvolk met sjamanistische trekjes. Zij zwieren eerder dan de Germanen op moeder Aarde rond. Alleen de Romeinen, dat zit me niet lekker, die waren minstens net zo lang uit de oersoep aan het eten.

De Romeinen vonden zichzelf vreselijk geciviliseerd want ze bouwden steden en ze geloofden in de Griekse mythologie. Dat vind ik erg knap want ik snap de logica van al die goden en godinnen niet. De Kelten vonden ze maar barbaren, een mysterieus volk dat de hele tijd in bossen en op de rivieren zat dus nodig naar school moest.


Voor het Romeinse antwoord: ‘Le Soleil’ en ‘la Luna’, mannetje vrouwtje, waag ik me aan de Griekse mythologie. Sol is hun zonnegod en regelt de zonsopgang en zonsondergang. Hij rijdt met zijn stralende zonnewagen door de hemel en bezit de kracht om de mensen het licht te brengen. Luna is hun maangodin maar lijkt een beetje ondergeschikt aan haar stralende broer. Alsof ze als een eeuwige maagd in de duisternis tast.

Voor het Germaanse antwoord: ‘Die Sonne’ en ‘Der Mond’, vrouwtje mannetje, spit ik in de verhalen van het Keltische natuurvolk.
Sunna is hun zonnegodin die een wijs alziend oog heeft met profetische gave. Zij ment de zonnewagen vol licht en warmte. Haar trotse broer Mani is hun maangod en bestuurt de maanwagen die achterna wordt gezeten door een wolf die naar Mani hapt.

Toch wel schattig die oude verhalen maar ik snap er niks van waarom de Romeinen en Kelten de mannetjes en vrouwtjes omwisselen. Ik krap op mijn hoofd. Wat nu?

Dieper graai ik in de oersoep. Naar het begin van aller tijden. Plotseling stuit ik op een plaatje in de vorm van een maan. Mijn ogen glinsteren in het duister van mijn zoektocht. Het gebied in de vorm van een sikkelmaan is het Oude Nabije Oosten, op de hoogte van het huidige Irak. Het dringt langzaam tot me door.  Onze prehistorische voorouders hadden Zuidwest-Aziatisch en Arabisch bloed. Al is het wel heel lang geleden.



Ik kan me best voorstellen dat je als jager-verzamelaar geen stenen brok cijferschrift bij je bepakking deed. Kennis en ervaring werd doorgegeven van mens tot mens. Misschien zelfs zonder taal. Hier eindigend is de oersoep zo waterig dat mijn enthousiaste zoektocht naar een antwoord tussen mannetjes en vrouwtjes volledig oplost.

Wat een onzin om de maan en de zon te willen onderverdelen als mannelijk of vrouwelijk. Als een soort taalkundig perfectionisme? Als denkend mens ga ik volledig voorbij aan de onverklaarbare krachten van de zon en de maan. Ik ben God niet. Zonder gebruiksaanwijzing kunnen deze  enorme verschijningen niet worden gevat in hokjes.
Hij en Zij of Zij en Hij, ik weet het zeker, het is verzonnen.




dinsdag 21 oktober 2014

HET GOUD VAN MAROKKO



Om goud te delven in Marokko moeten er behoorlijk harde noten worden gekraakt. Deze noten zitten in de groene, op grote olijven lijkende vruchten van de Arganiaboom.

De knoestig groeiende boom doet me denken aan onze Hollandse eik, hoewel die veel liever is. Deze oerboom heeft  ruwe takken met kleine blaadjes maar met verraderlijke stekels. Ik slof dichterbij met mijn sandalen door het zand. ‘Auw… wat is dat? Er lijkt er wel een punaise in mijn voet te blijven steken.’

Terwijl ik het onding uit mijn voet haal kijk ik eens goed op de grond. Rond de Arganiaboom groeit een kleine bodembedekker met zaden als sterretjes. Ik wrijf over mijn pijnlijke voet terwijl het zand door de kurkdroge lucht stuift. De zon lijkt feller te branden. De harde werkelijkheid bestaat uit een grillige boom met haar symbiotische vriendinnetje vol venijnige zaden.







Aangezien Marokkanen meestal op slippers lopen realiseer ik me dat het een bloederig karwij is om het Goud te delven. Behalve dat de boomwortels worden beschermd door niet te vermijden punaises is de boom in Herfstdracht. Er breken regelmatig takken af met stekels zo groot als spijkers. Ik heb wel eens één fietsband 3 keer op een dag moeten plakken omdat we in een idyllische Arganiaboomgaard stonden.


Afijn… nu begin ik het verhaal van sommige geitenhoeders te begrijpen die hun geiten in de bomen laten grazen. Als hun geiten de vruchten hebben gegeten hoeven ze slechts de uitgespuugde of uitgepoepte harde noten te verzamelen. Hoewel… er zijn behoorlijk wat geiten nodig voor het verkrijgen van een litertje vloeibaar Goud. Kilo’s noten moeten worden gekraakt waarin het betreffende zaadje zit ter grootte van een zonnebloempit.



Zo kan ik nog wel even doorgaan over het malen, roosteren en zeven van elke druppel Goud. Dat doe ik niet.
Ik kan alleen met open mond staren naar de grillige boom. Onder elke hoek verschijnt er een ander figuur in de weelderige vorm van haar stam met kronkelende takken. Ik aanschouw de oermoeder met een doorleefd verleden. Om haar vruchten te mogen plukken zullen de nodige zweet- en bloeddruppels moeten vloeien. Tranen als opgeslagen goudklompjes. Ik buig, niet alleen om een punaise uit mijn voet te trekken maar vol ontzag om de kracht die voortleeft.




vrijdag 17 oktober 2014

VAN HET EEN OF ANDER

Zandkleurige Sahara rond Marrakech

Er waren een paar momenten tijdens de reis dat ik dacht: ‘Wat hoor ik nou onder de motor rammelen?’ Elke keer als dat gebeurde viel er de ene keer een doos wijn om en de andere keer begon het dakraampje te kletteren. ‘Zie je wel, ik hoor het niet goed,’ zei ik tegen mezelf. ‘Behalve dat ik een leesbrilletje nodig heb zal mijn gehoor ook niet deugen.’

We vervolgden onze reis. Het blinde vertrouwen in onze vaste monteur uit Veendam begon aan me te knagen. Ik liet me meevoeren met het hypnotiserende geluid van de auto op de snelweg. In gedachte verplaatste ik me terug naar de laatste controle.
Ik hoorde Peter vragen: ‘Moet je de versnellingsbakolie nog controleren?’
De monteur antwoordde: ‘Heb ik gedaan…’

Plotseling kwam ik terug uit mijn flashback omdat ik wist dat hij het niet had gedaan.
‘Peter, de monteur heeft de versnellingsbakolie niet gecontroleerd.’
‘Hey? Maar alle versnellingen gaan prima?’ antwoordde Peter rustig.

Op het moment dat we de snelweg verlieten  begon het weer te rammelen. Ik controleerde de flessen wijn en het dakraampje. Niks.
‘Peter, bij de eerstvolgende garage of iets wat er op lijkt moet je stoppen om de olie te laten nakijken!’
Peter keek naar mijn verhitte gezicht en reed relaxed één of andere bouwval op. Ik was enigszins blij dat het gerammel toenam: ‘Ik ben niet gek…’ Tot mijn stomme verbazing hoorden vier toegeschoten Marokkanen het gerammel wel maar beweerden stoïcijns dat er niets aan de hand was.

Omdat Peter niks hoorde, reed hij volledig ontspannen het terrein af. Bij mij stroomde het zweet van mijn rug. Elke meter verder dacht ik dat de camper net als ik uit elkaar zou ploffen. Het geluid werd harder en angstaanjagender. Toen Peter schrok wist ik dat ook hij het einde van de versnellingsbak hoorde. Onder oorverdovend lawaai manoeuvreerde hij de camper voor een Moskee aan de weg.

We spraken geen woord. Peter liep 20 meter verder, naar het laatste gebouwtje van het dorp. Ik keek naar de gesloten Moskee: ‘Zal Allah thuis zijn?’ dacht ik nog.
En dat was ie. Want in dat laatste gebouwtje van het dorp bevond zich een garage. Twee jonge garagemonteurs wisten vol zelfvertrouwen het karwei te klaren.


'Tbarek Allah!' riep ik uit toen we weg konden rijden. De jonge monteurs lachten, want zowel zij als wij wisten dat dit een geschenk was uit één of andere hemel.




dinsdag 7 oktober 2014

ZILVERROUTE

verlaten Romeinse nederzetting...

Elke reis verloopt altijd weer anders dan we hadden bedacht. De bedoeling was dat we langs de Noord-Spaanse kust en Portugese kust naar het zuiden zouden trekken.

We konden de vermoeidheid van de zomermaanden en de daaruit volgende onrust niet van ons afschudden. Terwijl Peter met zijn biertje naast de camper wilde zitten, deed ik mijn wandelschoenen aan om de omgeving te verkennen. Het was even zoeken naar de gulden middenweg.

Het groene Spanje is zo groen en sappig omdat er 's morgens en 's avonds een enorme mist komt opzetten. Bibberend zat Peter 's morgens buiten zijn kopje koffie te drinken terwijl ik met mijn neus de mist doorkliefde en over een zelfverzonnen wandelroute liep.

Nadat we twee mooie stranden aan de Noord-Spaanse kust hadden bezocht werd het tijd om de reis samen te vervolgen. Als compromis besloten we dwars door Spanje te crossen. Over enorme bergen en langs waterbekkens zo groot als het IJsselmeer waar we stil van werden.

Voorbij "Pena Ubina"

We reden over "Ruta de La Plata" en raakten gefascineerd door de eindeloze lengte. De naam werd een dagelijks spelletje naar de oorsprong:

'Is het een plaat, een hoogvlakte, zoals het centraal massief in Frankrijk?' begin ik overtuigend.

Peter lacht: 'Nee, plata betekent zilver dus is dit de "zilverroute" maar waarom weet ik niet.'

'Is het de mist die de weg zilver kleurt?'

'Zijn het de olijfbomen met hun grijs zilveren blaadjes?'

'Werd er ooit echt zilver vervoerd?'

Zonder googlen kwamen we er niet uit. Maar dat het oud en indrukwekkend is daar waren we het over eens. We werden teruggeroepen tot een kernachtig 'zijn'.

Langs de klaterende rio Banos

Terwijl ik wat foto's uitzoek om een impressie te geven van de afgelopen reis google ik op "Ruta de la Plata". De naam is afgeleid van het Arabische woord "al-balat", wat  betekent "geplaveide bestrating" die de weg omschrijft zoals de Romeinen hem ooit hadden ontworpen.


Stel je eens voor! Een geplaveide bestrating van 900 km aangelegd door Romeinen,  vereerd met een Arabische naam, eeuwen lang bereden en bewandeld door Europese pelgrims. Er trekt een glinstering door mijn lijf. De “zilverroute”, een duurzame weg waar alles samen komt.



vrijdag 27 juni 2014

NON FICTIE


Ik hoefde maar even na te denken waarmee ik Peter kon verrassen die elke dag zijn ‘Niet-Verjaardag’ viert en zijn verjaardag niet. Elke dag zie ik hem plenzen met een washand en een bakje water. De douche is zijn maandelijkse ritueel die wordt uitgevoerd op een zonnige dag. Dus leek het mij wel logisch om voor een lekker warm bad te gaan.

‘Non stop’ zocht ik naar een leuke locatie met bad. Die vond ik toen ik bij een B&B uitkwam waarvan het gebouw voorheen een nonnenklooster was geweest. Voor mij was het cirkeltje rond. Nu hoefde Peter niet met zijn lampetkangewoonte te kliederen maar in een volledig bad rond te buitelen.


Giebelend kwamen we bij het klooster aan en oude herinneringen begonnen te herleven. De zware massieve deur werd geopend. Onbewust hielden we onze adem even in. In plaats van de verwachte non in habijt stond daar de nieuwe eigenaresse vrolijk lachend in de deuropening. Opgelucht keek ik haar aan en dacht: 
‘Ik hoef in ieder geval geen kruis te slaan als ik bloot in bad ga liggen.’



Na het beklimmen van een enorm steile trap zei Peter gekscherend: ‘Maar goed dat u nu een zomerjurkje hebt aan getrokken en geen lang habijt, Moeder Overste?’ Ik gaf Peter een por in zijn rug en keek hem fronsend aan. Maar de gastvrouw lachte en zei:
‘Inderdaad, op mijn kantoordeur staat ‘Moeder Overste’ en jullie mogen overnachten in de slaapkamer van ‘Zuster Clementina’. Toen zag ik ook de namen op de deuren staan en nerveus borrelde er een lachje omhoog.
‘Bubbelbad’, dacht ik, ‘breng ons maar naar het bubbelbad…’



Het bad lag op het einde van de gang naast de kamer van Zuster Clementina.‘Vroeger was dit de enige badkamer van het hele klooster,’ pruttelde de eigenaresse gezellig door. ‘Maar nu is het bad alleen voor jullie, hoor.’ Ze lachte toen ze onze non verbale uitdrukking op onze gezichten zag.

Tenslotte werden we rondgeleid  langs Christusbeelden, de inpandige kapel als ontbijtkamer en een wijwaterbakje. Er zat geen heilig water meer in maar we hadden wel vreselijke dorst gekregen. In de kloostertuin puften we uit met een aangeboden glas wijn. We hadden onszelf inmiddels volledig op non actief gesteld





maandag 2 juni 2014

KIEVITS RESCUE


Hoe Kievits kun kinderen opvoeden, ik weet het niet precies...
In ieder geval liepen er twee peuters hysterisch over het terrein en onze kat was in geen velden of wegen te bekennen.
Ik riep nog naar de gillende ouder in de lucht: 'Doe je ding, ik hou de wacht!' Helaas, er kwam geen enkele verandering in het tafereeltje. 
Dus moest ik weer op zoek gaan om de peutertweeling te redden.

Benjamin zat koud en bibberig in elkaar gedoken achter een bosje. 'Ik ben bang, piep, helup..'
Mohammed liep verschrikt rond; 'Kijk ik kan al lopen, piep, bijna...' en dook vervolgens weer naast een heg in elkaar.
Gelukkig kon ik ze daardoor met gemak oprapen en bracht ik ze met z'n tweetjes naar de waterkant. Uit hun kleine keeltjes klonk weer een hysterisch gepiep: 'Pap, Mam, hoe moet het nu, helup?'

Pap kwam aan gecirkeld en gaf ze een geirriteerd zetje in de rug; 'Kom op, zwemmen zullen jullie, lie-jiep...' Geschrokken sprongen de stoute peuters in het water, Mohammed voorop, zoals alle eerstgeborene, kleine Benjamin er onzeker achteraan.
Ma liep bezorgd aan de overkant te gillen: 'Schiet op... anders vatten jullie nog kou in die kleine zwembroekjes, lie-jiep...' Met haar omhoog gekamde kuif trippelde ze ijdel heen en weer.

Eenmaal aan de overkant konden Mohammed en Benjamin niet op de hoge waterkant komen. Ma raakte in paniek en riep Pa om hulp: 'Váááder, lie-jiep, help dan!'
Ik werd helemaal gek van al dat gepiep en gelie-jiep. Wat was ik voor een redder? Ik had ze voor de verdrinkingsdood gegooid.



Als een baywatch schoot ik in mijn badpak en gleed elegant op mijn luchtbed over het water. Mohammed was pissig omdat ik zo laat kwam. Hij haalde zijn snavel op en rende zonder bedankje regelrecht naar zijn moeder toe.
Benjamin lag verzonken in het water. Ik zag alleen zijn kopje nog boven water drijven. Met de peuter in mijn handen deed ik een mond op snavel beademing. Uiteindelijk deed hij zijn waterige oogjes open en keek me wijs aan en zei:

'Wat ben jij een vreemde vogel...'

maandag 5 mei 2014

BEVRIJD HERBOREN


Mijn kleine wereld.

Met bevrijdingsdag in 1945 zat ik nog niet eens in het voorgeboorte omdat die plek als eerste voor mijn zus was gereserveerd.
Pompidompidom… Na zo’n 18 jaar was ik eindelijk aan de beurt.
Ik denk dat ik me behoorlijk bevrijd voelde omdat mijn moeder twee weken zonder vruchtwater had rondgelopen. De bevalling was nog maar net begonnen of mijn moeder schoot in een lachstuip omdat mijn vader een mop vertelde. Floep… daar was ik, de lelijkste baby ooit omdat mijn huid groen was uitgeslagen. Nee, dat kwam niet door de mop, ik had twee weken in mijn eigen stront rond gedraaid.
Van de schrik bekomen vertelde de huisarts mijn ouders dat het allemaal goed zou komen. Ik denk dat hij gelijk heeft gekregen en heb ik mijn voorliefde voor fris, fruitig en groen vanaf dat prille moment altijd bij me gedragen.
Geboortegrond.
Zoals het nu is.





Maar ik dwaal een beetje af. Ik wil rondsnuffelen op bevrijdingsdag.

Dat deed ik ook toen ik een kleuter was. Ik zat bij mijn vader op schoot en hing aan zijn lippen. Met zijn herinneringen probeerde ik een beeld te vormen van de oorlog en het gelukzalige moment van de bevrijding. Helaas zei hij niet zo veel. De herinnering aan zijn lievelingsbroer die was gesneuveld stokte in zijn keel. De onuitgesproken gruwelen vibreerde door de lucht. Ik ving ze op en werd bang. Doodsbang…
1968
Achter het nonnenverblijf rechts,
de fröbelschool


Toen ik voor de eerste keer naar de kleuterschool ging voelde ik de oorlog aan mijn nek hangen. De nonnen in hun zwarte jurken vond ik eng. Zij bevolen ons om in rijen te gaan staan. Ik voelde me bedreigd. Ik was altijd bang dat de oorlog opnieuw uit zou breken. Als het doodse kleed langs me heen wapperde dook ik in elkaar. Ik was op mijn hoede en ik hield stand. Ik overleefde.

Bevrijd ging ik naar de lagere school. Hoewel… Al gauw bleek dat de oorlog me op de hielen volgde. Logisch dat ik me niet kon losmaken. Mijn ouderlijke woning, de kleuterschool en de lagere school bestonden allemaal al ten tijde van de twee wereldoorlogen.

1970

In het middelste witte huis met
puntdak ben ik opgegroeid.
Links de lagere school, RK kerk en
daarachter het nonnenverblijf.
Mijn ouderlijk huis met zonnescherm,
de school is nu een wooncomplex. 



Ik trok me veilig terug en groef ik in de tuin op zoek naar verborgen schatten. Ik vond geen gouden munt of historisch museumstuk waarmee ik iedereen kon bevrijden.
Mijn zoektocht vervolgde zich in het fris en fruitige groen uit de aarde. Ik hapte in een bloembol omdat ik uit het schaarse verhaal van mijn vader had begrepen dat ze die ten tijde van de oorlog aten. Niet echt lekker… 
Uiteindelijk maakte ik drankjes en prutjes van het groen uit de tuin om ze aan mijn ouders aan te bieden. Zij hadden immers de oorlog overleefd.

Jaren later heb ik ook mezelf bevrijd.
1983, ik werd toen 20 jaar,
en woonde nog ruim 1 jaar in het witte huis
met puntdak achter in de straat.

donderdag 1 mei 2014

EEN DAGJE OUDER


In afwachting van wifi op de camping fiets ik elke morgen naar Mac Donalds met mijn laptop in mijn fietstas. Ik moet even wegwijs worden in de georganiseerde voedselketen. Overdonderd kijk ik naar de aanplakbiljetten met schreeuwende aanbiedingen. Er staan twee praatpalen waar je een bestelling in kan voeren. Ik sta even stil en kijk onrustig om me heen. Achter de toonbank staat een jonge vrouw met een pet op en een microfoontje bij haar mond. Met een ongemakkelijk klam gevoel loop ik op haar af.

‘Goedemorgen, ik wil graag gebruik maken van wifi en heb elektriciteit nodig,’ vraag ik beleefd terwijl ik het gevoel heb dat er een koelkast aan mijn arm hangt.
‘U kunt daar voorin gaan zitten met het stopcontact onder de bank,’ zegt ze vriendelijk. Al wijzend volg ik haar vinger naar de plek naast de praatpalen.
‘Dank je wel… eh… doe mij maar een koffie.’ Koffie! Ik drink altijd thee… Verbluft kijk ik naar de knopjes die ze indrukt en het dienblad dat ze voor één kopje koffie gereed maakt.
‘Alstublieft, één euro…’

Met de laptop in de ene hand, een handtas bungelend kruislings om me heen en een dienblad in de andere hand waggel ik discreet tussen de praatpalen door.
Met een diepe zucht installeer me op mijn plekje en staar vermoeid naar het kopje koffie met plastic deksel. Aan de plastic deksel zit een uitspringend tuitje zonder opening. Ik trek er flink aan waardoor ik de plastic deksel open scheur. Vreemd, waarom zit er dan een deksel op?

Achter mijn gigantische laptop drink ik met kleine teugjes mijn koffie. Als ik over mijn scherm gluur zie ik een mevrouw met haar wijsvinger over haar bling bling Iphone heen schuiven. In een hoek zit een man met een ander piepklein apparaat boven zijn krant met koffie. Ik zie ze loeren. Ik knik ze vriendelijk toe terwijl ik mijn hoofd boven de laptop uitstrek.
Wat kan mij het schelen. Ik begin me aardig op mijn gemak te voelen. Waarom zou ik koffie drinken als er thee is?

Ik bestel een thee en de jonge medewerkster met pet en microfoon vraag vriendelijk:
‘Mag ik vragen hoe oud u bent?’
‘Eh… 50, hoezo?’
‘Na elven geldt er ouderenkorting.’
‘Zie ik er dan zó oud uit?’ Ik schiet in een lachstuip dat extra wordt versterkt als haar wangen beginnen te kleuren. Ze antwoordt niet eens met ‘nee’ maar blijft de ouderenkorting ophemelen. Opgetogen geeft ze me opnieuw een dienblad met één kopje thee.
‘Kijk eens aan mevrouw.’ Ze buigt kordaat het uitspringende tuitje van de plastic deksel naar achteren. ‘Zo, dat drinkt beter.’
Beduusd kijk ik naar het ontstane drinkgaatje en denk:

Best handig, mijn eerste ouderenkorting...