woensdag 27 mei 2015

De wasmachine van Malle Pietje


Elk seizoen op onze minicamping doet alles het bijna want ‘Malle Pietje’ runt hier de boel. Zo hebben we minstens één week aansluitend elektriciteit voordat er een stop doorslaat. In een piepklein sanitairgebouw met twee wc’s is het toilet papier altijd op. Uit de enige douche stroomt een miezerig straaltje terwijl ik tot mijn enkels in het water sta. Bibberend van de kou rusten mijn ogen op de wasmachine. Het sieraad in ons toiletgebouw. Het enige apparaat  met haar flikkerende lichtjes en elektronische knopjes waar ik altijd op kan rekenen.
Eerste week, eerste was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
Jeetje… wat gek… heb ik er teveel ingestopt?
Tweede week, tweede was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
Verdorie… heeft er iemand voortijdig aan de knopjes gezeten?’
Derde week, derde was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
Driemaal is scheepsrecht… nu ga ik het effe
 aan Malle Pietje melden.
‘Er is iets mis met de wasmachine?’
Hep je er teveel was in gestopt?'

‘Nee hoor…’
Hep je aan de knoppies gezete?’
‘Nee hoor…’
‘Wee je de tijd van het wasprogram?’
‘Jazeker… na drie jaar is het nog steeds 2 uur en 10 minuten.
‘Volgende keer schrijf je de tijd op en kijke we same tot het program is afgelope.'
‘Ja maar…’
‘Volgende keer schrijf je de tijd op en kijke we same tot het program is afgelope.’
‘oké, oké.’
Vierde week, vierde was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
‘Er is iets mis met de wasmachine?’
‘Hep je er teveel was in gestopt?'
‘Nee hoor…’
‘Hep je aan de knoppies gezete?’
‘Nee hoor…’
‘Hep je de tijd van het wasprogram afgewacht?’
‘Jazeker… na drie jaar is het nog steeds 2 uur en 10 minuten.
‘Hep je de tijd opgeschreve?’
‘Jazeker… 2 uur en 10 minuten geleden.’
‘Dan kijke we nu same naar de wasmachien.’
‘Oke…’
‘Alle lichies zijn uit...’
‘Jazeker want het wasprogramma is afgelopen MAAR ER ZIT NOG STEEDS WATER IN.’
‘Dan hep je aan de knoppies gezete…'
‘NEE…’
‘Wie hep er dan aan de knoppies gezete…’
‘NIEMAND…’
‘Volgende keer ga je 2 uur en 10 minuten bij de wasmachien zitte…’
‘ECHT NIET…’
‘Tja, dan wee ik het ook nie…’
‘Volgens mij moet jij nu aan de knopjes gaan zitten… om effe te kijken OF JE NOG WEL WAT HEP…

donderdag 14 mei 2015

Identiteitscrisis van Chellie Fair


Chellie Fair was de laatste nakomeling die van haar moeders buik de wijde wereld in ging.  Echt blij was ze niet, daarom had ze zich zo lang vastgebeten. Na de laatste vervelling zat er niks anders op.
‘Drie keer is scheepsrecht’, riep haar moeder haar trots achterna.
‘Ik wil niet!’ schreeuwde ze. Maar haar moeder had haar al verlaten want na een jaar lang lekker niksen was ze volwassen geworden.
Somber zat ze in een donker hoekje. Ze begreep niet waarom het altijd zo donker was. Van het eeuwige gezoem werd ze horendol. Haar leven was net begonnen en ze zat nu al in een depressie. Ze huilde tranen met tuiten. Daardoor hoorde ze het nabije gegons pas tussen twee snikken door.
‘Wat is er?’ vroeg het zoembeest.
‘Wie ben ik… wat moet ik doen?’ Ze schrok toen ze het reusachtige beest uit de duisternis zag opdoemen.
‘Moet je geen werk zoeken?’ bromde hij verder.
‘Werk? Wat voor werk? Ik ben veel te klein…' en ze zette haar keel weer op.
‘Kom, kom... je broers en zussen werken ook.’ Het brombeest had zijn motor uitgezet.
‘Waar dan… waar ben ik en waar ben jij dan?’ Het schaarse licht wat zijn glinsterende vleugels hadden weerkaatst was verdwenen. Voorzichtig betastte ze de grond.
‘Hier ben ik… kijk dan.’ Ze voelde een windvlaag maar zag geen hand voor ogen.
‘Och arm klein dier, ik snap het…’
‘Wat dan? Vertel me… wat is er met mij aan de hand?’
‘Je bent nachtblind!’
Door het donkere hok klonk een hartverscheurende gil. Het monotone gonzen viel even stil. Alleen Buzz die naast haar zat sloeg voorzichtig een trillende vleugel om haar heen.
‘Rustig Chellie, stil maar meid. Als je nachtblind bent zie je overdag nog wel…’
‘Overdag… wanneer is dat dan?’
‘Kom maar… grijp je vast aan mijn achterste poten en ik zal je het daglicht laten zien.’ Voorzichtig klemde Chellie zich aan een poot van Buzz vast en vlogen ze het daglicht tegemoet. Buzz zoemde over bloemenvelden en hield af en toe stil om wat stuifmeel op te zuigen. Chellie had nog nooit kleuren gezien en het licht was oogverblindend mooi.
‘Ik wil nooit meer terug naar het donkere hol.’
‘Nee, dat snap ik.’
Buzz bracht haar naar het huis van de gepensioneerde schrijfster. Door de open serre vloog hij direct naar de enorme boekenkast. Met open mond keek Chellie naar de kleurige kaften en Buzz landde op een prachtig exemplaar. Chellie kwijlde toen ze een parasiet zag lopen en rende er meteen op af.
Ze was in het paradijs terecht gekomen. Voor de komende twee tot drie jaar van haar resterende leven zou ze nooit meer honger hebben. Haar depressie lag ver achter haar en terwijl ze smakelijk op de parasiet kauwde herinnerde ze zich weer:
‘Ik heet Chellie Fair, voluit Chelifer Cancroides… ik ben een boekenschorpioen.



Info:
Chelifer Cancroides is een minuscuul spinachtig insect die de allerkleinste dieren eet, zoals mijten, luizen en parasieten. Hun voorste tentakels doen denken aan schorpioenenpoten waaruit hun naam is ontstaan; bastaard-, pseudo- of boekenschorpioen. Ze zijn onschadelijk voor de mens en bewijzen ons eigenlijk een grote dienst door boekverslinders zoals parasieten op te eten. Zelfs in bijenkassen worden ze wel eens uitgezet om de bijen schoon van mijten te houden.

woensdag 6 mei 2015

TUNNELVISIE


Mijn eerste brilletje draag ik een week maar ik kan maar niet wennen aan de cirkels van slechts 3,5 cm waarmee ik moet multitasken. Om een beetje helder te kijken draai ik mijn hoofd als een uil rond. Het is alsof mijn gezichtsveld beperkt is tot een koker van 1 cm. Doodmoe word ik er van. Om geen tunnelvisie te krijgen besluit ik bij een goedkope brillenwinkel een beter multifocaal sieraad aan te schaffen.
Via het internet kom ik op de website van Eyes and More, vooral dat More klinkt me veelbelovend. Met het adres in de Tom Tom, mijn blikveld door het gaatje recht voor uit en Peter wazig naast me weten we Veenendaal te bereiken.
‘Weet u waar Hoofdstraat 85 is? Vraagt Peter aan de elke brildrager.
‘Hu… nee?’
‘De brillenwinkel, Eyes and More?’ Vul ik hopeloos aan.
‘Hu… nee?’
Na eindeloze pogingen, heen en weer lopend op en rond de Hoofdstraat stranden we voor de HEMA op een terrasje. Verdwaasd kijken we voor ons uit.
‘En… hebben jullie het gevonden?’ vraagt elke aangeklampte brildrager die ons voorbij loopt.
‘Hu… nee?’
‘Waar zijn jullie naar op zoek?’ vraagt een dame die naast ons aan een tafeltje zit.
‘Eyes and More!’
‘Ik zal ze even bellen.’ Spontaan zoekt de dame het telefoonnummer op haar mobiel.
‘Ze nemen niet op…’
‘We hebben wel Specsavers, Pearl en Hans Anders…’
‘Meneer… weet u waar Eyes en More zit?
‘Hu… nee?’ De stadsbeamte verklaart dat hij nog nooit in de tien jaar dat hij hier werkt deze winkel heeft gezien.
‘Hu… echt?’ Ik denk aan een Harry Potter tovertruck als ik mijn ronde brilletje even af zet en in mijn ogen wrijf.
Inmiddels is het parkeergeld opgebruikt dus vraag ik Peter bij de auto te wachten terwijl ik nog één laatste poging doe. Ik neem een ander zijstraatje en speur vastberaden door het kleine heldere deel van mijn bril.
‘Eyes and More!’ Ik kan mijn ogen niet geloven. De queeste is volbracht. Ik juig. Omdat de mensen me vreemd aankijken besluit ik niet op mijn knieën te vallen. Met slechts een vreugdesprongetje loop ik naar de auto terug.
Een ding weet ik zeker. Die tunnelvisie van mij valt best mee. De stadsbeamte en alle brildragende Veenendalers moeten nodig hun bril vervangen, lekker goedkoop, bij Eyes and More bijvoorbeeld.