Tijdens het haken van de theepotonderzetters en handvathouders
vroeg ik me af waarom ik toch steeds getrokken wordt door spiralen. Was ik ooit
begonnen met deze creatieve bezigheid omdat haken altijd is opgebouwd uit
spiralen? Met het haakwerk wat ik nu had uitgekozen kon ik er niet meer om
heen. Ik ging op onderzoek en kwam tot een verbluffende ontdekking.
De spiraal is het symbool van groei. De spiraal drukt het
cyclisch karakter uit van alles. Alles komt terug. Het plantenleven is cyclisch,
de stand van zon en maan, de seizoenen en dus ook het menselijk bestaan. Alles
herhaalt zich maar niet precies zoals bij een cirkel. De hele wereld met alles
er op en er aan beweegt zich spiraalsgewijs voort telkens op een ander niveau.
Opeens zag ik het overal. Natuurlijk had ik het wel eerder
gezien bij een ronddraaiende windhoos of bij een prachtig
opgebouwd slakkenhuis of bij de gerangschikte pitten van een zonnebloem. Maar
nu zat ik er met mijn neus bovenop. Het was alsof ik door een eeuwenoud
labyrint liep. Alsof ik met mijn eigen beweging een belangrijke plaats wilde
bereiken. Een doel zonder einddoel. Verrast werd ik meegenomen in de beweging
van de spiraal, mijn leven en al het leven. Ik werd er een onderdeel van.
Terwijl ik zo lekker cirkelde bedacht ik me dat de
wiskundeles van zo’n veertig jaar geleden plotseling tot me door was gedrongen.
Het had even geduurd. Of had ik het altijd al geweten?
‘Ergens in de Middeleeuwen is de rij van Fibonacci uitgedacht. Een getallenreeks waarvan de oorsprong bij de Indiase en Arabische wiskunde ligt: 0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, enzovoorts, waarvan elk volgende getal de som is van de twee voorafgaande getallen,’ zei mijn wiskundeleraar. Ik snapte het nut er niet van in wat hij ons toen wilde vertellen. Misschien was ik driftig met andere getallen bezig zoals mijn maandstonden en de lengte van mijn lijf die geen millimeter verder wilde groeien.
‘Ergens in de Middeleeuwen is de rij van Fibonacci uitgedacht. Een getallenreeks waarvan de oorsprong bij de Indiase en Arabische wiskunde ligt: 0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, enzovoorts, waarvan elk volgende getal de som is van de twee voorafgaande getallen,’ zei mijn wiskundeleraar. Ik snapte het nut er niet van in wat hij ons toen wilde vertellen. Misschien was ik driftig met andere getallen bezig zoals mijn maandstonden en de lengte van mijn lijf die geen millimeter verder wilde groeien.
Uiteindelijk is het toch nog goed gekomen met mij. Terwijl
ik me jaren blindstaarde op mijn tekort aan lengte ben ik allerlei wegen
ingeslagen om dat onbewust te compenseren. Soms werd ik er zelf een beetje
chaotisch van. Maar nu snap ik het… de natuur groeit, bloeit en beweegt zich
onverminderd voort. Al dacht ik dat ik soms niet spoorde nooit ben ik uit mijn
cyclische baan gevlogen. Alles komt terug en herhaalt zich op een nieuwe weg.
Krokussen en andere bollen vermeerderen zich volgens de getallenreeks. De slak maakt zijn huis een ring groter en iets wijder omdat hij zelf ook is gegroeid. Onder de douche laat ik mijn oude lagen spiraalsgewijs door het doucheputje wegspoelen.
Krokussen en andere bollen vermeerderen zich volgens de getallenreeks. De slak maakt zijn huis een ring groter en iets wijder omdat hij zelf ook is gegroeid. Onder de douche laat ik mijn oude lagen spiraalsgewijs door het doucheputje wegspoelen.
Het voelt goed wetende dat ik nooit echt uit de baan zal
vliegen. Altijd zal ik verbonden zijn met de kern, die eerste steken. En als ik
een steekje laat vallen? Dan haal ik het gewoon uit om dezelfde weg net even
een beetje anders te vervolgen.