woensdag 27 januari 2016

Eindeloos respect


In de zinderende hitte wandel ik de kleine heuvel op waar ik in de verte twee jongens zie staan aan de rand van hun kudde. De kleinste, van een jaar of 14, heeft een zwarte lap stof tot een tulband om zijn hoofd gevormd. Het geeft hem precies dat kleine beetje allure waardoor hij in zijn verschoten kleding er niet uitziet als een zwerver maar als een mysterieuze bedouin.
Met mijn dure canoncamera loop ik op de twee kamelenhoeders af om ze vriendelijk te begroeten. Ze groeten me beleefd terug en kijken me vervolgens afwachtend aan. Wat nu? Met mijn twintig woorden Marokkaans probeer ik een praatje met ze te maken.
‘Hoeveel kamelen?’
‘Hu…’
‘Hoeveel kamelen? 100?’
De veertienjarige probeert zich laconiek als een volwassenen gedragen door zich met een arm onder zijn hoofd languit op de grond uit te strekken. Zijn bescheiden collega, een twintiger, leunt op zijn stok terwijl de veel te grote stoffige broek als een korset roerloos om zijn benen hangt.
‘Ja, 100…’ antwoordt hij.
Ik knik onder de indruk.
In een flits heeft de kleine jongen gezien dat ik ze serieus neem waardoor hij zich weer als een jongen kan gedragen. Uit zijn stofjas trekt hij een gehaakte katapult tevoorschijn, een bijna bijbels exemplaar. Hij legt in het matje een flinke steen. Met aan beide zijde een meter lang koord slingert hij de katapult in de lucht. Als hij al draaiende één koord loslaat schiet de steen naar de rand van de kudde waardoor de kamelen als een groep bij elkaar blijven.
Even denk ik dat hij om zal vallen van de opzwepende kracht die hij door het slingeren tot een precisie weet te volbrengen. Ik zet grote ogen op en roep met mijn duim omhoog: ‘Wat goed!’
Nu moet ik blijven, een stukje meelopen en luisteren naar hun verhalen. Af en toe vang ik een bekend woord op maar we praten vooral met lichaamstaal.
We kijken  naar de grazende kamelen en ik schiet in de lach als een  kameel een cactusstruik verorbert en met een kin vol stekels net doet alsof er niets aan de hand is. De jongens worden meegenomen door mijn beleving.
‘Je moet foto’s maken…’ gebaart de oudste.
‘Ik haal een baby voor je…’ grinnikt de jongste.
Even verdwijnen de jongens uit hun dagelijkse stoffige sleur. Even worden eindeloze jaren lachend onderbroken. Even mogen ze kwajongens zijn die straks weer hard aan het werk moeten.

woensdag 13 januari 2016

Kijkje op het mooie leven


Rijdend langs de kust zwierven we over landtongen en rivierdalen. Kilometers lang blies de wind door de raampjes en deinde de oceaan tegen de kust. Onze hoofden werden leeggeblazen en met kinderlijke blijheid bereikten we een hotel boven op een hoge rots.
Uittorenend  boven het pittoreske stadje besloten we de kamer te nemen die uitkeek over zee. Dikke pret hadden we omdat het Hotel Bellevue heette en dat die naam net niet op de sleutelhanger van onze deur paste. Lachend namen we bellevie, het mooie leven, in ontvangst en renden naar de kamer met een bellevue.
Gelukkig had het bed een versleten matras en gaven de gewoonlijk stijve pocketveringen deinend mee. Het genieten kon beginnen. Na een heerlijk relaxte dag doken we tevreden in de zachte matras.
Op het moment dat het doodstil was schoot Peter overeind. ‘Hoorde je dat ook, die vreselijke klap?’
‘Nee… reageerde ik verbaasd.
Na wat indoezelen schudde Peter me bezorgd wakker. ‘Gilde jij?’
‘Hu… nee, maar zo word ik wel steeds wakker van jou.’
Voor de zoveelste keer probeerden we wat te slapen maar het bleek onbegonnen werk. Peter liep te koukleumen over het balkon en murmelde dat er een schip op het strand lag dat er niet was. Ik onderzocht de loodzware matras op een doorprikkende pocketvering die er niet was.
Met wallen onder onze ogen keken we elkaar de volgende morgen aan.
‘Laten we hier zo snel mogelijk wegwezen,’ zuchtte Peter. Overdonderd met beelden, geluiden en geuren uit oorlogstijden stonden we als eerste bij het ontbijt.
‘Hebben jullie goed geslapen?’ vroeg de opgewekte ober.
‘Ehm… ’
Afgeleid keek hij naar onze sleutelhanger op tafel en begon vol trots te vertellen dat in zijn hotel generaal Franko een vaste klant was. De dictator van Spanje kwam met zijn boot aan land en nam altijd dezelfde kamer die uitkeek over de oceaan.
Peter en ik keken elkaar begrijpend aan. ‘Franko… de koelbloedige militaire leider? Welk kamernummer had-ie dan?’
‘6…’ antwoordde de ober enthousiast.
Samen staarden we naar onze sleutel op tafel… ‘Bellevie, kamernummer 6’




woensdag 6 januari 2016

Input and out of control


Lopen we gezellig naar beneden voor de dagelijkse jus d’orange word ik direct overvallen door een Amerikaan die naarstig op zoek is naar zijn vrienden die bij ons op de camping moeten staan... Aangetrokken door mijn dienstvaardigheid kukel ik in het eenzijdig aanhoren van zijn verhaal en bekruipt me het gevoel van: ‘Wat wil je van mij?’
Uiteindelijk loop ik dan toch maar over de camping rond om zijn telefoonnummer aan zijn verloren vrienden te geven waardoor ik nog eens opensta voor input.
‘Vrienden?’ lachen zijn vrienden, ‘vanwaar deze eer?’ Blijkt de vrouw van het stel ook overvallen te zijn door zijn praatje.
Een beetje leeg gelopen ga ik naar mijn eigen plekje terug en word ik vijf keer gebeld door iemand uit San Francisco. Ik neem natuurlijk niet op want oeps… de Amerikaan is een stalker geworden.  Als de telefoon weer gaat besluit ik even duidelijk te maken dat ik geen contact wil van een 75-jarige pianist, ook al speelt-ie nog zo mooi.
‘Where are you?’ hoor ik.
‘On the campsite but…’
‘Where are you?’ herhaalt de onbekende stem.
‘WHO ARE YOU?’ vraag ik geirriteerd.
‘Oh… I am sorry… I am Martin…’
Opgelucht haal ik adem als ik de stem van de Oostenrijker herken die om de twee jaar even wat van zich laat horen. Uitgelaten kletsen we er lekker op los. Als het gesprek is geëindigd zijn mijn haren geëxplodeerd tot de ‘Einstein look’.
Verward loop ik heen en weer over de camping als er opeens twee mensen op mij aflopen.
‘Are you Corina?’ vragen ze opgewonden.
‘Oh… nee…’ kreun ik, ‘did the pianoman trick you too?’
‘O… no no…’
Gelukkig worden zij gestuurd door een echte vriend op zoek naar een katje die ze willen adopteren. Omdat ik inmiddels wel bekend sta als diegene die met alle katten praat en ‘vache qui rit’ uitdeel moesten ze bij mij zijn. Wie weet had ik hun katje wel gezien.
Het katje kunnen we niet vinden, de pianoman wil ik niet zien en heb ik op één dag teveel input gekregen. Het enige wat er op zit is naar de kapper vluchten en incognito worden gestyled… 
doe maar blond… heel blond…

Nou vooruit dan... hier de Amerikaanse pianist die zichzelf graag hoort en ik liever ook zo op youtube...