Stap – kraak - snuif, stap - kraak - snuif
Ik zie alleen het pad vlak voor me. De bladeren veranderen
van vorm en kleur. Het zonlicht dat in bundels op de bladeren valt doet zeer
aan mijn ogen. Ik word af en toe verblind en één stap – kraak – snuif stap
verder is opeens de schittering van zo’n lichtbundel verplaatst.
Met ingehouden adem word ik verrast door een paddenstoel op
een enorme steel. Het is niet zo maar een paddenstoel. Aan de enorme steel
bungelt een zwart glimmend hoedje met witte stipjes. Het ziet eruit alsof het
hoedje onder een enorme regenbui heeft gestaan.
Dat klopt niet. Het is een mooie zonnige dag. Verward kijk ik voor de zekerheid om me heen. Ik zie droge bladeren op het pad. Bundels zonnestralen die tussen de bomen door schijnen vanuit een helder blauwe lucht. Er zoemen insecten hier en daar gezellig rond.
Mijn stap – kraak – snuif stappen zijn tot stilstand
gekomen. Ik zou heel hard weg willen rennen maar ik sta aan de grond genageld.
Ik moet de heksenhoed van dichtbij bekijken. Trillend zak ik gehypnotiseerd
door mijn knieën. Dat klopt niet. Het is een mooie zonnige dag. Verward kijk ik voor de zekerheid om me heen. Ik zie droge bladeren op het pad. Bundels zonnestralen die tussen de bomen door schijnen vanuit een helder blauwe lucht. Er zoemen insecten hier en daar gezellig rond.
Op nog geen halve meter afstand van de heksenhoed hoor ik
geluiden die ik niet eerder heb gehoord. Het is alsof iemand de radio van het
bos op een hoog volume heeft gezet. De gonzende insecten klinken als
straaljagers langs mijn hoofd. Gezellig dwarrelende bladeren storten als
bakstenen uit de lucht. Rechts hoor ik
een angstaanjagend trekkend en slepend geluid. Ik durf er niet naar om te
draaien. Als versteend zie ik uit mijn
ooghoek een oranje bruin beest met bewegende antennes zich naar de heksenhoed
toeslepen.
Krrr – sjiep, krrr – sjiep, krrr – sjiep
Ook al zo’n glimmend van vocht omgeven schepsel. Het vreemd
voortbewegende beest draait om de steel waarop de heksenhoed staat. Zijn
antennes zwaaien van links naar rechts en schuiven in en uit. Als de bolletjes
van zijn voelsprieten de steel hebben gevonden zuigt hij zich eraan vast. Vieze
slijmerige sporen laat hij achter zich en hij klimt hoger en hoger.
Krrr – sjiep, krrr – sjiep, krrr – sjiep
‘Hij gaat naar de heksenhoed!’ Dringt het plotseling tot me
door. ‘Dit kan niet goed aflopen.’ Terwijl mijn hart een sprongetje maakt val
ik pardoes achterover. Met verschrikte ogen kan ik me met moeite van het
voorspellende tafereel losrukken. ‘Wegwezen, rennen zo hard ik kan!’
Struikelend vlucht ik zo snel mogelijk over het pad terug naar huis. Ik schaaf
mijn knie aan een boomstronk. ‘Au!’ Ik wankel. Balancerend lukt het me te
blijven staan om weer vlug door te rennen. Ik ben er bijna. Ik zie het hek al.
Ik moet het hek halen!
Wild in- en uitademend kom ik bij het hek aan. Het zware hek
blijft klemmen! Uit het bos hoor ik een schaterende lach steeds dichter bij
komen. In een fractie van een seconde zie ik een oude vrouw de hoek om komen.
Ze leunt op een stok om haar kromme rug te ondersteunen. Aan de andere hand zwaait een rieten mandje. ZE
HEEFT EEN ZWART GESTIPTE HOED OP. DE HEKS!!!
Hysterisch sjor ik aan het zware hek. Mijn hartslag dreunt
als een mokerslag in mijn hoofd. Ze hoort me. Haar hoofd draait vreemd uit haar
gebochelde schouders naar me toe. Ik zie haar fonkelende ogen achter
brillenglazen. Nog een paar stramme stappen en dan is ze het hek genaderd. Het
hek! Het hek is nog niet dicht. Plotseling grijpt ze hek vast. Haar hand ziet
er niet normaal uit. Vanuit de dikke knokkels staan haar vingers allemaal
scheef. Vol walging reik ik naar de griezelige hand. Ik doe mijn ogen dicht.
Met ingehouden adem en gespannen schouders trek ik resoluut haar hand van het hek.
Het hek valt in het slot.
Voorzichtig open ik mijn ogen en kijk ik in de vrolijke ogen
van een oud vrouwtje. Ze straalt en lacht vriendelijk. Ze opent haar rieten
mandje.‘Kijk eens lief kind. Heb je ooit zoveel slakken bij elkaar gezien?’
Krrr sjiep, krr sjiep, krr sjiep
In haar mandje krioelt het van glibberige bruine en oranje beestjes
met voelsprieten. Naaktslakken en slakken met huisjes. Met mijn ogen op
steeltjes kijk ik even naar haar op. Daarna draai ik me vliegensvlug om en ren
uitgeput naar huis.
‘Ze zijn tegen de reumatiek!’ roept het vrouwtje me na.
‘HEERLIJK OM OP TE ETEN… HAHAHA’
Terwijl ik de deur achter me dichtsla hoor ik het hoog
lachende geluid door het bos heen galmen. Het is alsof het hele bos staat na te
schudden. Ik voel de energie door me heen trillen. Het bos waar de avonturen
voor het oprapen liggen. De kleine dingen in de natuur die mijn fantasie doen
prikkelen. Daar waar ik me ten alle tijden kan opladen om kind te zijn…
Stap – kraak – snuif, stap – kraak - snuif