zondag 29 september 2013

OPGESNOVEN VIBRATIES

 
Midden in een onbekend bos volg ik een slingerend pad. Door mijn geschuifel tussen de gevallen bladeren komt er een kruidige vochtige lucht omhoog. Ik vind het wel lekker ruiken waardoor ik lopend  in een ritme kom. Het is alsof ik gedreven word de aarde met zijn schilfers om te ploegen.

Stap – kraak - snuif, stap - kraak - snuif
Ik zie alleen het pad vlak voor me. De bladeren veranderen van vorm en kleur. Het zonlicht dat in bundels op de bladeren valt doet zeer aan mijn ogen. Ik word af en toe verblind en één stap – kraak – snuif stap verder is opeens de schittering van zo’n lichtbundel verplaatst.

Met ingehouden adem word ik verrast door een paddenstoel op een enorme steel. Het is niet zo maar een paddenstoel. Aan de enorme steel bungelt een zwart glimmend hoedje met witte stipjes. Het ziet eruit alsof het hoedje onder een enorme regenbui heeft gestaan.
Dat klopt niet. Het is een mooie zonnige dag. Verward kijk ik voor de zekerheid om me heen. Ik zie  droge bladeren op het pad. Bundels  zonnestralen die tussen de bomen door schijnen vanuit een helder blauwe lucht. Er zoemen insecten hier en daar gezellig rond.
Mijn stap – kraak – snuif stappen zijn tot stilstand gekomen. Ik zou heel hard weg willen rennen maar ik sta aan de grond genageld. Ik moet de heksenhoed van dichtbij bekijken. Trillend zak ik gehypnotiseerd door mijn knieën.


Op nog geen halve meter afstand van de heksenhoed hoor ik geluiden die ik niet eerder heb gehoord. Het is alsof iemand de radio van het bos op een hoog volume heeft gezet. De gonzende insecten klinken als straaljagers langs mijn hoofd. Gezellig dwarrelende bladeren storten als bakstenen uit de lucht.  Rechts hoor ik een angstaanjagend trekkend en slepend geluid. Ik durf er niet naar om te draaien.  Als versteend zie ik uit mijn ooghoek een oranje bruin beest met bewegende antennes zich naar de heksenhoed toeslepen.
Krrr – sjiep, krrr – sjiep, krrr – sjiep

Ook al zo’n glimmend van vocht omgeven schepsel. Het vreemd voortbewegende beest draait om de steel waarop de heksenhoed staat. Zijn antennes zwaaien van links naar rechts en schuiven in en uit. Als de bolletjes van zijn voelsprieten de steel hebben gevonden zuigt hij zich eraan vast. Vieze slijmerige sporen laat hij achter zich en hij klimt hoger en hoger.
Krrr – sjiep, krrr – sjiep, krrr – sjiep

‘Hij gaat naar de heksenhoed!’ Dringt het plotseling tot me door. ‘Dit kan niet goed aflopen.’ Terwijl mijn hart een sprongetje maakt val ik pardoes achterover. Met verschrikte ogen kan ik me met moeite van het voorspellende tafereel losrukken. ‘Wegwezen, rennen zo hard ik kan!’ Struikelend vlucht ik zo snel mogelijk over het pad terug naar huis. Ik schaaf mijn knie aan een boomstronk. ‘Au!’ Ik wankel. Balancerend lukt het me te blijven staan om weer vlug door te rennen. Ik ben er bijna. Ik zie het hek al. Ik moet het hek halen!
Wild in- en uitademend kom ik bij het hek aan. Het zware hek blijft klemmen! Uit het bos hoor ik een schaterende lach steeds dichter bij komen. In een fractie van een seconde zie ik een oude vrouw de hoek om komen. Ze leunt op een stok om haar kromme rug te ondersteunen.  Aan de andere hand zwaait een rieten mandje. ZE HEEFT EEN ZWART GESTIPTE HOED OP. DE HEKS!!!

Hysterisch sjor ik aan het zware hek. Mijn hartslag dreunt als een mokerslag in mijn hoofd. Ze hoort me. Haar hoofd draait vreemd uit haar gebochelde schouders naar me toe. Ik zie haar fonkelende ogen achter brillenglazen. Nog een paar stramme stappen en dan is ze het hek genaderd. Het hek! Het hek is nog niet dicht. Plotseling grijpt ze hek vast. Haar hand ziet er niet normaal uit. Vanuit de dikke knokkels staan haar vingers allemaal scheef. Vol walging reik ik naar de griezelige hand. Ik doe mijn ogen dicht. Met ingehouden adem en gespannen schouders trek ik resoluut haar hand van het hek. Het hek valt in het slot.
Voorzichtig open ik mijn ogen en kijk ik in de vrolijke ogen van een oud vrouwtje. Ze straalt en lacht vriendelijk. Ze opent haar rieten mandje.
‘Kijk eens lief kind. Heb je ooit zoveel slakken bij elkaar gezien?’


Krrr sjiep, krr sjiep, krr sjiep
In haar mandje krioelt het van glibberige bruine en oranje beestjes met voelsprieten. Naaktslakken en slakken met huisjes. Met mijn ogen op steeltjes kijk ik even naar haar op. Daarna draai ik me vliegensvlug om en ren uitgeput naar huis.

‘Ze zijn tegen de reumatiek!’ roept het vrouwtje me na.
‘HEERLIJK OM OP TE ETEN… HAHAHA’

Terwijl ik de deur achter me dichtsla hoor ik het hoog lachende geluid door het bos heen galmen. Het is alsof het hele bos staat na te schudden. Ik voel de energie door me heen trillen. Het bos waar de avonturen voor het oprapen liggen. De kleine dingen in de natuur die mijn fantasie doen prikkelen. Daar waar ik me ten alle tijden kan opladen om kind te zijn…
Stap – kraak – snuif, stap – kraak - snuif

 

vrijdag 20 september 2013

ONTBLADERD GEDRAGEN

Langs een oranje herfstlint op korte boomstammen rijden we over een lange kronkelige weg. Het is net alsof er koninklijk afscheid van ons genomen wordt met oranje vlaggetjes. Ik wuif in gedachte terug. De zomer die voorbij is, leeft op als een zonnig toegift die de herfstbladeren hun warme kleuren geeft. Vrolijk dwarrelen de blaadjes over de weg als confetti.  Mijn hart maakt telkens een sprongetje als we dieprode bladeren aan bomen passeren. Hoe is het mogelijk dat dit vurige leven op z’n eind loopt? Het ziet er juist uit dat dit een begin is. Het begin van een nieuwe reis.

‘Gatver, wat is het toch verrekte koud’, hoor ik naast me. ‘Moet je kijken, al die verdorde bladeren, het is duidelijk tijd om te gaan, ik ben allergisch voor kale bomen.’
 
Het dringt niet tot me door omdat ik mee zweef met de gakkende ganzen in de lucht die hun reis kenbaar maken. Met stevige vleugelslagen voegen ze samen tot v-formaties. De ganzen sluiten luidruchtig bij elkaar aan tot enorme vliegende groepen. Ik voel de drang ook diep tot me doordringen en kijk gefascineerd omhoog. Ik ga mee, wij gaan mee, hier beneden op de weg!

Peter wijst omhoog. ‘Kijk dan naar die vogels. Kijk dan! Niks gezellig bijvoederen, gewoon de vleugels uitslaan en vliegen naar het zuiden.’

Terwijl ik glimlach om Peters enthousiasme rijden we verder over een kaarsrechte dijk die vastberaden snijdt door de oneindigheid van een grijze nevel. Als de dijk zich achter ons sluit in een waas van mystiek, weet ik dat het tijdelijk is en dat de weg altijd weer zal opdoemen. Vol beladen met indrukken ingesloten in ons hart rijden we door het afbladerende leven.

‘Wat een eindeloze wegen met kale bomen, bomen en nog eens kale bomen er komt geen eind aan, wat zal ik blij zijn als ik weer een palmboom kan omarmen.’

Gefascineerd kijk ik naar woudreuzen die met gouden takken elkaar aanraken tot een boog over de weg. Omarmd door oerkracht die nooit verloren gaat, drijven we voort. Hoe klein we als onderdeel lijken, ook ik moet mijn oude vorm achter laten. Mijn vertrouwde manier van denken en doen heeft zijn tijd gehad. Met horten en stoten laat ik opgeslagen denkbeelden uit mijn hoofd wegvloeien. Ik schud het naast me neer als compost voor moederaarde. Ik kijk nog één keer achterom. Ontastbaar met een opgeslagen verzameling in mijn hart vervolg ik mijn reis. Het naakte leven binnen in mij beweegt zich onuitputtelijk vooruit. De kiem ligt koesterend klaar wetende dat er wederom een vernieuwing zal plaatsvinden.

‘On the road again...’ begint Peter vol overgave te zingen. ‘Just can't wait… on the road again… Like a band of gypsies we go down the highway… on the road again…’

Ik hou van de spanning van het onstuimige gejoel in de wind. De natuur die hun volle rijkdom op de aarde laat neerdalen. Het brengt me terug naar mijn kindzijn, het begin naar het allesomvattende oergevoel. De ongrijpbare duisternis waar het klotst en giert en de tijdmachine nooit stil heeft gestaan daar waar een helder en warm licht brand.

ON THE ROAD AGAIN…