woensdag 21 december 2016

Geliefde volgers,

Zoals jullie weten heb ik het niet makkelijk gehad. Mijn moeder vertelde me dat ik in een koeienstal geboren werd en ondanks de barre omstandigheden werd ik vorstelijk begroet. Al die aandacht was best wel leuk maar daar verwachtte iedereen ook veel voor terug.

In het begin snapte ik dat niet zo goed. Ik was een vrolijk kind en iedereen wilde vrienden zijn en allerlei leuke dingen met me doen. Als ik de mensen aanraakte, viel er altijd een enorme stilte. Dat was best wel beangstigend als je nagaat hoeveel mensen mij volgden.

Ook later toen ik volwassen was gebeurde het regelmatig dat er mensen spontaan voor mij op de grond vielen. Daar schrok ik wel van dus zakte ik door mijn knieën en ondersteunde ik hun leed zodat ze samen met me op konden lopen.

Omdat ik werd gebombardeerd tot een of ander belangrijk persoon waren er ook tal van mensen die vreselijk jaloers waren. Heel bizar want ik kon er ook niks aan doen. Dus zocht ik een aantal vrienden uit waar ik regelmatig mee kon kletsten.

Helaas was zoveel aangeboren onschuld en liefde voor mijn medemens iets totaal ongrijpbaars. Alsof het onbegrip van deze groep mensen uit míjn lijf geslagen moest worden. Lieve volgers, ik weet dat jullie dat niet wilden en in shock raakte toen ik jong werd vermoord.

Daarom kan ik het niet laten om nog steeds in jullie hoofden rond te dwalen en dat spijt me. Immers zijn jullie net zoals ik was; slechts een deeltje van het grote geheel. We worden althans allemaal onschuldig geboren.

Alsjeblief, ik wil dat jullie me niet meer op een voetstuk plaatsen. Laat eenieder zijn of haar mooie weg bewandelen met de kracht vanuit jullie eigen hart. Wees niet bang en treur niet als ik mijn FB-pagina ophef. Laat me los zodat ik verder kan zweven net zoals ik jullie vrijheid wens.

In Gods naam, vanuit mijn hart...

Fijne kerstdagen,

JEZUS

woensdag 7 december 2016

Mijn Marokkaanse zus en ik


Toen ik Nozha voor het eerst leerde kennen hoefde ik slechts in haar ogen te kijken om te weten dat zij mijn Marokkaanse zus is. Samen ontwikkelde we een eigen taal. Mijn woordenschat van Frans en Marokkaans was niet zo best maar dat gaf niks. De taal die ze sprak uit haar ogen bevatte immers honderden onuitgesproken woorden.
Deze week legde ik haar uit dat ik uit een familie kom die het moeilijk vindt hun gevoelens te verwoorden. ‘De een is nog stoerder dan de ander,’ lachte ik weg. Jarenlang heeft me dat geïrriteerd en vlogen mijn emoties heen en weer. Van boosheid tot wanhoop en alle gradaties ertussen. Ik had er geen vat op omdat ik ook nooit had geleerd daarmee om te gaan. Gelukkig komt wijsheid met de jaren en kan ik in vrede terugkijken naar deze donkere periode. Ik had wat moeite om de juiste vertaling te vinden maar ik zag aan haar ogen dat ze het begreep. Haar ogen die geraakt werden, haar ogen die pijn voelden.
Diezelfde middag kwam ze even langs op de camping. ‘Corina, luister eens, als zus bedoel ik.’ Ze wenkte me voor een persoonlijk onder onsje. ‘Vertel, wat is er?’ vroeg ik. Daarna vertelde ze dat ze blij verrast was door mijn woorden. Er was namelijk iemand die haar gevoelens tot een vervelende boze emotie had opgezweept. Wat moest ze doen? Zou ze diegene direct om uitleg vragen of zou ze niks doen?
‘Tja,’ zei ik, ‘dat hangt er van af hoeveel diegene voor je betekent. Als het iemand is waar je om geeft zou ik zeker om uitleg vragen. Als het een iemand is die niet belangrijk voor je is moet je dat nare gevoel maar gauw de rug toekeren.’ Ze knikte instemmend. ‘Jij begrijpt wat ik bedoel, net als zussen…’
Opgelucht vroeg ze of ik even met haar opliep naar het toiletgebouw. ‘Maar ik loop in een minirok en een hemdje hier in Marokko!’ ‘Nou en, 'knipoogde ze, 'dan heb je meer aan dan in de hamam.' Uitdagend trok ze haar hoofddoek naar achter waardoor er een hele rand haar tevoorschijn kwam. Juist op dat moment fietste een tuinwerker voorbij en keek Nozha achterom. Ik giechelde. Zij haalde een lange neus op. ‘Pfff…,’ zei ze, ‘dat is een onbelangrijk persoon voor jou en mij. Zijn mening telt niet…’

donderdag 24 november 2016

van Marabout naar Duivelsrots


We hebben de Marabout verlaten en zijn bij de Rocher du Diable aangekomen. Ik noem deze namen niet zomaar. Het is omdat de bijbehorende verhalen uit het stoffige verleden me fascineren. Elke keer voel ik me weer het kind dat met open mond luistert. Zowel in het surfdorpje dat ook wel Marabout wordt genoemd als bij de geldverslindende camping waar de Rots in de oceaan opdoemt. Immers…
Lang, lang geleden leefden in dit uitgestrekte land een natuurvolk, de Berbers. Zij trokken door de woestijn met oases, over bergen en tussen rotsspleten, langs rivieren naar de oceaan. Invoelend waar voedsel te verkrijgen was en ruilhandel plaatsvond. Afhankelijk van de grillige natuur aanbaden zij haar giften. Gedreven door hun instinct werden routes als pelgrimswegen. Deze leidden naar diverse plekken waar lang, lang verleden iets magisch had voorgedaan.
Zo’n Marabout was een bedevaartsoord waar ooit een man wonderen had verricht. Er was een zieke genezen of een goede oogst werkelijkheid geworden. Zijn naam was inmiddels vergeten maar de herinnering aan zijn aanwezigheid is sterker dan ooit. Daardoor worden zelfs wij als zigeuners met pinpas gevoelsmatig van Marabout naar Marabout getrokken.
Voorbij de laatste bocht naderden we de Rocher du Diable. We werden overvallen door nieuwbouw en toeristisch aangelegde wegen. Gedesoriënteerd raakten we de oorspronkelijke pelgrimsroute kwijt. ‘Daar ergens ligt het Duivelseiland,’ wezen we verblind naar de oceaan.
Hoeveel graafwerkzaamheden er voor de nieuwe tijd ook nodig zijn nooit is de kracht van de rots in de oceaan te overtreffen. Het Duivelseiland waar lang, lang geleden jonge vrouwen in het water baadden. Hun rokken op het water drijvend, biddend vol overgave voor een toekomstig kind in hun schoot.
We zien ze nog steeds. Een enkele vrouw die een beschut plekje zoekt tussen de verraderlijke rotsen. Nietig en hoopvol. Al zwermen er honderden surfers op de golven voorbij, haar bezielde blik zullen wij nooit vergeten...

woensdag 9 november 2016

Stralend in het midden van het licht


Een groot deel van mijn leven ging mijn verjaardag aan mij voorbij omdat het in een herfstachtig Nederland plaatsvond. Precies in de periode waarin ik me graag terugtrok, weggedoken in mijn schulpje bij de kachel met een boek.
Aan de ene kant vond ik dat wel prettig. Aan de andere kant leek het net alsof die houding mij in een negatieve spiraal naar beneden trok. Steeds dieper verdween ik in mijn gedachte. Alsof ik mijn duistere kanten moest uitspitten voordat ik mezelf wat licht gunde. Zo zwoegde ik wat af omdat ik niet anders kon. Niemand leek mij daarin te vinden. En het ergste was… dat ik mezelf ook niet vond. Teleurgesteld moest ik dan ergens afhaken. Had ik alles onderzocht maar niks gevonden? Had ik niet goed genoeg gezocht? Ik wist het niet en niemand gaf mij antwoord.
Op het moment dat ik Peter ontmoette weigerde hij me af te laten dalen in mijn vertrouwde negatieve spiraal. Hij was als de klippen dichtbij om me niet te laten verdwijnen. Maar ik ketste tegen hem op. Ik was het zo gewend. Zijn uitgeworpen reddingsboei leek zo gewoontjes. Zo simpel en alledaags dat ik het slechts ongeïnteresseerd durfde vast te grijpen.
‘Kijk om je heen?’ zei hij dan, ‘naar wat je wel hebt.’ Dat wist ik wel… ‘ja, duh…’ en poeierde ik hem zuchtend af. Dus dook ik regelmatig kopje onder want niemand begreep mij immers. Totdat, na zoveel vasthoudendheid en de vele mensen die ik via Peter op mijn pad ontmoette, een klein lichtstraaltje steeds opdringender werd. Het was het lampje dat in mij ging schijnen want ik had het knopje gevonden. Het knopje die ik moest omzetten om niet te kijken naar de dingen die ik fout deed of miste maar naar de positieve dingen in het leven.
In dit vertrouwen kan ik nu elke dag zijn of terugkeren en als ik nu mijn ogen open is er een droom werkelijkheid geworden. Ik had nooit gedacht dat ik inmiddels vijftien jaar mijn verjaardag op zulke zonovergoten plekken mag vieren…

woensdag 19 oktober 2016

Luisterkind


Met een kopje thee op bed, dommel ik nog even in. 'WAAR BEN IK gaat over in WIE BEN IK toen ik nog een kind was?'
Ik dommel weg in de tijd en herinner me dat ik ooit een paard voor m'n verjaardag heb gevraagd. Elke morgen kijk ik uit het raam en begrijp niet waarom de tuin steeds leeg is. Het wasgoed wappert aan de lijn en al zigzaggend loop ik tussen de lakens door. Terwijl ik de koele, frisse lucht inadem, gluur ik naar de tuin van de buren.
'Wat is het gras hoog!’ Ik móet de wilde tuin aanraken, het ziet eruit als een donzige deken met kleine bloempjes.
Nog één keer kijk ik naar de donkere ramen en achterdeur van de buren. Het is veilig. Want bij de buren wonen twee heksen die me niet mogen zien. Voorzichtig kruip ik door de haag heen, als een rups op zoek naar een sappig blaadje. Niemand weet waar en wie ik ben want ik zit verstopt tussen het om me heen sluitende gras. Grassprietjes kietelen in m'n neus en zachte wolken kabbelen over me heen.
Plotseling slaat de achterdeur open, de heks steekt briesend haar bezem in de lucht. Alle kleuren zijn verdwenen en ik bevind me in een zwart-wit film. Uit de achterdeur komt een enorme walmige lucht. Het rot daar binnen. De grijze jurk van de heks begint zich over het grasveld te verspreiden. Ik moet maken dat ik weg kom omdat ik niet kleurloos wil worden. Nog voordat de priemende oogjes mij kunnen bereiken, ben ik de haag al door. Al struikelend beweeg ik me over ons groene glad geschoren grasveld. Tussen de lakens ben ik veilig.
'CORINA!' klinkt er berispend uit de lucht. 'Blijf van die lakens af!'
Terwijl mijn moeder komt aanlopen, kijk ik naar de dreigende vlek bij de buren. Gelukkig, de haag houdt het tegen.
'Corina, ik zei wat tegen je, ben je aan het dromen?'
Nog voordat mijn moeder bij me is, ren ik zonder iets te zeggen naar de achterkant van ons huis. De deur staat open maar ik kies de nauwe steeg. Door een krachtige windstoot, fladder ik als een vlinder botsend tegen de muren naar de uitgang. Ik zweef omhoog door de lucht. Als ik bevrijd om me heen kijk en mijn ogen opsla word ik glimlachend wakker.
Nee, ik ben geen dromer, ik weet wie ik ben, ik ben een ziener...

woensdag 5 oktober 2016

Voorbij mijn bovenkamer


Reizen is een grappig fenomeen. Reizen in ons vertrouwde huisje op wielen een unicum. Terwijl we afwachtend achter het grote panoramaraam gaan zitten richten onze blikken zich al vooruit. Ik moet dan elke keer denken aan Cesar Milan. Ons instinctieve brein is naar voren gericht en we volgen de meute op weg naar het zuiden. Als brave honden.
We halen het niet in ons hoofd om links te gaan rijden maar resoneren mee achter de colonne vrachtwagens. Gezellig kachelen we door op zo’n 90 km per uur. In dat monotone tempo lijken alle gedachtes niet alleen uit onze hersenen te verdwijnen maar ook uit de camper. Ik kijk tevreden in de achteruitkijkspiegel. Grijze rook ontsnapt uit de uitlaatpijp totdat het onzichtbaar wordt.
Mijn frontale kwabben verwerken slechts de noodzakelijke informatie om verder te gaan. Ik bevind me in een verte, een weidse verte. Ik kijk op zij. Volgens mij verkeerd die andere tweevoeter in hetzelfde luchtledige.
Na de opgesnoven ruimte komen de ideeën. Blijkbaar wil ik die grijze cellen graag vullen met allerlei kleuren. Omdat ik tijdens het reizen mijn haakwerk niet kan oppakken of de ideeën voor mijn boek kan uitwerken smeed ik verlekkerd mijn plannen. Straks… als we stilstaan ga ik meteen aan de slag. Opgemonterd ruilen we van plaats. Nog meer ideeën zoeven voorbij. Wat is reizen toch bevrijdend en grensverleggend. Volgens mij kan ik de wereld aan.
Tenslotte komen we op de plaats van bestemming aan. Wat zoemt het toch vreemd in mijn hoofd en wat piepen mijn oren? Terwijl we de oude camperdame op haar plekje installeren word ik overvallen door een vreselijke vermoeidheid. Hey… zo oud ben ik toch ook niet? Alsof al mijn nieuwe ideeën worden ingehaald door de grijze rookpluimen die ik heb achtergelaten. Uitgeblust kijk ik Peter aan. Hij glimlacht vermoeid en zegt: ‘Het zal nog wel even duren voordat we helemaal uitgerust zijn.’
Mijn frontale kwabben lijken uitgeschakeld. Mijn zoogdierenbrein is overprikkeld en kan alle onbewuste informatie niet meer fatsoenlijk verwerken. Als ik in Cesar Milan’s woorden zou spreken hebben we zelfs niet meer de puf voor voedselbakagressie. Nop, niks, nada… Rest alleen nog ons reptielenbrein, die oud vertrouwde laag in onze hersenen, gewoon omdat we er zijn…

woensdag 10 augustus 2016

Voor alle kinderen van nu

Ik ben niet het type van 'oude koeien uit de sloot halen' maar dit koetje is het waard om fier langs de waterkant te laten staan. Ondanks en dankzij mijn gekneusde ribben kwam mijn schoolvriendinnetje van de lagere school mij tussen de rivieren opzoeken. Na onze  laatste schooldag van 40 jaar geleden hadden we elkaar eenmaal vluchtig gezien.  Daarna waren we elkaar totaal uit het oog verloren. Lang Leve FB… voorzichtig ontstond de nieuwe kennismaking.
Totaal relaxed fietste ik ’s morgens naar de biologische zorgboerderij om wat lekkere versnaperingen te halen. Toen ik haar op de camping tegemoet kwam was het alsof we elkaar vorige week nog hadden gesproken. Fascinerend zoals de tijd zich niks aantrekt van een eenmaal aangeraakte verbintenis…
Zoals wij vroeger woordeloos naar elkaar toetrokken  vertelde dat zoveel over ons zonder dat we het zelf wisten. Onbewust werden we aan elkaar verbonden.
Dromerig voor ons uitstarend waren wij de ‘slomen’ van de klas en werden als laatste uitgekozen bij de gym. Verbazingwekkend waren er altijd één of twee ‘slimme’ meisjes die graag ons gezelschap opzochten. Daar snapte wij natuurlijk niks van want daar waren we te ‘stom’ voor. Tja… en je daar over uitspreken deden we ook niet. Stel je eens voor dat je weer werd uitgelachen… Dus zaten we naast elkaar in ons eigen wereldje die precies hetzelfde omvatte. Twee eenzame zielen slechts een handbreedte van elkaar verwijderd.
Zo hadden wij elkaar uitgekozen ondanks en dankzij de stempels die ze op onze hoofden plaatsten. De grote mensenwereld die met uiterlijk vertoon de boel in het gareel wilde houden. Ergens stonden wij daar tussen als twee verdwaasde kalfjes in een sloot terwijl alle koeien van de hele wei ons lieten aanmodderen.
We wisten niet hoe het moest. We wisten niet wat er gebeurde. We wisten niet wat we moesten zeggen. We wisten alleen dat het heel fijn was om samen te zijn. In onze kinderlijke eenvoud herkenden we elkaar van hart tot hart. Wij waren blijkbaar met hele andere vraagstukken bezig dan onze klasgenootjes. Omdat we daar zo vol van waren was er weinig ruimte voor de wereld waarin men ons wilde duwen.
Terwijl ik na 40 jaar bang was voor ‘oude koeien’ bleek er iets wonderlijks te gebeuren. Door onze ontmoeting werd het puzzelstukje wat klaar lag definitief aangedrukt. Opnieuw realiseerde ik me hoe puur mijn intuïtie was geweest. Ik voelde in ene de verbinding van wie ik toen was en nu ben. Pijnen uit verleden tijden vloeiden weg. Er ontstond een allesomvattende emotie dat alles wat we hadden meegemaakt niet voor niets was geweest. Het klopte…
Verwonderd keken we elkaar aan. Die handbreedte was met een simpele omhelzing eindelijk te overbruggen.

woensdag 3 augustus 2016

Vallen en opstaan


Als peuter ben ik ooit door een neefje van de trap af geduwd. Van de val kan ik me niks herinneren omdat ik direct bewusteloos moet zijn geweest. Jarenlang bleef ik bang voor het trapgat en verstijfde ik als ik op de overloop naar beneden keek. In mijn dromen zag ik brullende leeuwen en slangen met gemene ogen die mij naar beneden zouden sleuren.
Na mijn tweede zwangerschap schoten er allerlei pijnen vanuit mijn rug door mijn hele lijf. Ik kwam er niet meer onderuit, ik moest er wat aan doen... Uiteindelijk koos ik een kinesioloog die een scheve rug en verschoven wervels in mijn nek constateerde. Na zijn behandeling had ik me nog nooit zo bevrijd gevoeld zoals hij met zachte hand mijn wervelkolom recht zette. Het leek alsof ik op een grond van zacht mos liep omdat ik weer vering in mijn rug had gekregen.
Totaal overrompeld was ik over de vragen die hij me stelde van gebeurtenissen in mijn leven. Hij leek meer te weten dan ik zelf wist… Daarom ging ik terug naar mijn moeder. 'Mam... ben ik wel 'ns na een val bewusteloos geweest?' Mijn moeder groef diep in haar geheugen. Ze kon zich twee voorvallen herinneren. Iets met een zinken teil op mijn hoofd en een hersenschudding daarna. Maar de oudste herinnering was met twee vervelende nepneefjes die mij als peuter van de trap hadden geduwd. Ze kon zich nog herinneren dat de huisarts was langs geweest en niets aan mijn blauwe plekken kon doen.
Plotsklap begreep ik mijn angst voor het trapgat. Ook al was het na zo’n 25 jaar een deel van mij geworden ik besloot dat ik er overheen was gegroeid. Alleen een beetje scheef, dat helaas wel… Daarom laat ik regelmatig de boel weer even rechtzetten. Het is heerlijk om die bevrijdende vering dan te voelen. Het verlangen om nooit meer te verstijven... vechtend tegen de altijd terugkerende angst van een onverwachte klap. Hè wacht even… dit had ik toch weg bedacht?
Zo genoot ik in de afgelopen maand van mijn vernieuwde vering maar liet die denkbeeldige giftige slang om mijn hoofd draaien. Het vervelende onbewuste… dat onlosmakelijk sissende gevoel van ‘als dat maar goed af loopt’.
Alsof ik het over me heen riep liet ik het hefbed van de camper op mijn hoofd klappen. Gekraak in mijn nek… Van de schrik duizelde ik en viel op de grond. Pats… boem… gekneusde ribben. ’s Nachts droom ik dat ik een monster ben met mijn uitstekende wervels venijnig prikkend in mijn lijf. Waar is mijn zacht gemaakte rug? Zal het ooit nog eens goed komen?
Nu krabbel ik weer omhoog met de liefdevolle aanrakingen van Peter.

woensdag 15 juni 2016

Ont-jaar-dag


Omdat Peter en ik van elke dag een feestje maken lopen de verjaardagen niet altijd synchroon met de geboortedagen. Dusss... bestelde ik logischerwijs een compact camera voor een niet specifieke dag ter gedachtenis aan zijn verjaardag, of zo iets...
Enthousiast koos ik voor heel veel zoom en pixels. Ik drukte op de handige digitale knopjes op mijn laptop en via doorverwijspagina’s werd de camera betaald en zou morgen met de post aankomen.
'Nog even kijken naar de maat van de camera...' riep ik toen alles was afgehandeld, 'dan ga ik langs de kringloop voor een goedkoop tasje.'
Terwijl ik de specificaties doorscrolde stuitte ik op een hoogte-lengte-breedte maat van 6x10x3 cm. Hoe groot? Geschrokken bewoog ik m’n bril op mijn neus heen en weer. Ja het stond er echt. Daar kon ik geen voorstelling van maken maar het klonk wel erg klein. Peter bekeek de maat met een centimeter en kwam met een pakje zakdoeken voor me staan.
‘Zo groot…’ snotterde hij van het lachen.
‘Echt…’ schrok ik, ‘kun je dan wel alle knopjes vinden?’
‘Tja... eh… ik zie wel, denk ik...’
Door mijn hoofd flitsten de melkbussen van de boerderij die tot flessen yoghurt werden verwerkt en uiteindelijk tot halve liter bekers, de vier-in-één portieverpakkingen tot nog net zichtbare miniflesjes Yakult. Klein-kleiner-kleinst…
We besloten dus extra goed op te letten zodat het pakketje niet aan onze neus voorbij zou gaan. Maar dat was niet nodig. In een gigantische doos vol loze ruimte kwam de mini compact camera. De bijbehorende stekker was een uitvouwbaar legopakket en het postzegelgrootte batterijtje was bijna met al het verpakkingsmateriaal bij de vuilnis beland. Nog even en je koopt iets wat er niet is.
Verrast bekeken we het vernuftige hebbedingetje. Peter schrok zich te pletter toen plotseling de lens met allerlei bliebjes naar buiten zoemde.
‘Hou vast!’ riep ik, ‘voordat we het miniding kwijtraken…’ De compact camera verdween in het pak sjag op zijn schoot. Geslaagd was de zachte landing op een verjaardag die er niet echt is.

woensdag 1 juni 2016

Thee tijd


Na het jaren sparen van theezakjes besloot ik de op kleur verzamelde papiertjes tot bloemen, sterren of mandala’s te vouwen. Daar had ik natuurlijk een patroon voor nodig dus waagde ik me in het oerwoud Google. Gelukkig kon ik me beperken tot Pinterest zodat ik het bos tussen de bomen zou blijven zien. Van de ene op de andere klik verzamelde ik ideeën. Ik raakte slechts een klein stukje van het pad toen ik enthousiast met Japanse origami een poes ging vouwen. Daarna was mijn laptop wel erg vol geraakt van alle verzamelobjecten. Even… besloot ik daarin orde scheppen.
Op het einde van de dag deed ik mijn laptop dicht en keek ik naar de onaangeroerde theezakjes. Dat moest ik verwerken met een kopje thee en een heel mooi theezakje.
‘Dit is het voorbereidende werk want morgen ga ik beginnen,’ dronk ik mezelf moed in. Zo geschiede… toen ik de volgende morgen uit bed stapte. Ondergedompeld tussen de theezakjes kon ik niet anders dan een begin maken. 'Alle theezakjes verzamelen…' uit allerlei tassen en de gekste hoeken omringde ik me tussen mijn verzameling.
‘Kijk wat ik nu vind…’ riep ik naar Peter. ‘Hier liggen nog vier rollen rijstwafels.’ Terwijl ik de rijstwafels in een kast probeerde op te bergen bleek die kast wel erg slecht ingedeeld. Even alles eruit… en netjes opbergen. Eigenlijk had ik best wel trek in een paar rijstwafels en besloot een pauze in te lassen met een kopje thee en een fris groen theezakje.
Natuurlijk had ik mezelf best wel in de gaten. Lachend keek ik tussen de vrolijk gekleurde papiertjes. ‘Met welke kleur zal ik beginnen? De mooiste… of eerst uitproberen met een minder mooie? Eens kijken bij de patronen… nog meer overdonderende mogelijkheden.’ Ik begon in het wilde weg te vouwen worstelend naar een toekomstig eindresultaat. Geen idee of die zou komen…
Gelukkig kan ik het feestje af en toe onderbreken met een kopje thee, deze keer lekker los, zonder theezakje…

woensdag 18 mei 2016

Samen keer op keer


Ik zal je een gedichtje schrijven
neuriënd als een lied,
grootse bomen die jong blijven
prille blaadjes vol eerbied

Zij is naar hem blijven lonken
geworteld langs het pad
knus zijn ze aan elkaar geklonken
zacht strelend met hun blad

Hij heeft haar teder laten wiegen
bij gierende wind over het land
nooit zullen ze erom liegen
hun liefde is voor eeuwig ontbrand

Samen groeiend door elk seizoen
ritselt hun doorleefd gefluister
misschien herken je hun visioen
het licht dat zegeviert het duister

donderdag 5 mei 2016

MIJN BEVRIJDING


Stel je eens voor dat je als kind al allerlei prikkels opving. Dat je nooit begreep waar dat vandaan kwam. Het enige wat je wist was dat het kwam in contact met mensen. Dan kreeg je een dikke keel, tintelende handen of werd je misselijk.
Het was het begin van mijn leven. Ik werd bang, heel bang. Wat overkwam mij en hoe kon ik me er tegen wapenen? Het enige wat ik kon doen was wegvluchten. Ik vluchtte in de natuur en in mijzelf. Ik bouwde een onzichtbare muur om mij heen. Angstig schrok ik elke keer weer op als daar doorheen werd gespietst. Harder moest ik worden want anders bleef er niets van mij over.
Ik studeerde kruiden- en natuurlijke geneeswijzen. Er lagen bij mij geen boeketreeks maar encyclopedieën op mijn nachtkastje. Het ging om controle en aangeleerde wijsheid van anderen. Hoe hard ik ook vocht steeds kwam ik weer in aanraking met mensen en die ongrijpbare energieën. Gek werd ik er van. Om toch deel te nemen aan het leven ontwikkelde ik me als een soort clown. Met zelfspot kon ik mezelf weglachen. Het was een andere manier om weg te vluchten zodat ik me veilig voelde. Ik kon toch moeilijk anderen daarvan de schuld geven? Ik had immers last van allerlei ‘sferen’ en daar konden zij niets aan doen.
Uit angst geboren ontdekte ik via het healerswerk van mijn man dat energieën van mensen mij niet alleen last bezorgen. Ik begon op het doorgeefkanaal te vertrouwen. Kwetsbaar deelde ik mijn hart met een deel van de ander. Langzaam brokkelde mijn muur af. Elke keer gebeurde er precies datgene wat nodig is, niets meer en niets minder. Ik mocht eindelijk zijn die ik altijd al was.
Soms krijg ik nog wel eens de kriebels als er een nieuwe ontmoeting ontstaat. Dan ren ik even een rondje om de camper of maak een lacherige opmerking. Uiteindelijk wint de pure en ontroerende wisselwerking. Ik hou van mensen met ieder zijn of haar eigen uniekheid.

woensdag 20 april 2016

Grottenpapier


Tijdens onze reis door het Baskenland rijden we dwars door de hoge bergen. Letterlijk dus. We schieten door een tiental tunnels die ons vastberaden naar de Pyreneeën voeren. Vol ontzag kijk ik naar de uitgehouwen gaten die elke keer het begin vormen van vloeiende lijnen door een grillige rotsmassa. ‘Al dat mensenwerk…’ Mijn ogen trekken steeds naar het grijze plafond van de booggevormde tunnels. ‘Waarom toch?’ Het dringt nog niet tot me door. Gefascineerd blijf ik telkens kijken. Tot op een gegeven moment het plafond er uit ziet als een gekreukte laag. Ik weet het weer.

‘Corina, kreuk jij even het grottenpapier?’ hoorde ik mijn moeder zeggen.
Met grote kleuterogen keek ik naar de nieuwe rollen grijs gevlekt papier. Kreuken… mocht ik zomaar dit mooie gladde papier in elkaar kreuken? Mijn mond stond open en mijn moeder zei: ‘toe maar…’ Ze rolde een deel van het papier uit en kneep er in.
‘Nu jij…’ Ik schrok. ‘Ja toe maar… je mag het helemaal in elkaar kreuken.’ Argwanend rolde ik het papier verder uit en begon voorzichtig te knijpen. Ik keek voor goedkeuring omhoog.
‘Ja… goed zo, ga maar door, zo hard en zo veel je kan.’ Worstelend met de stugge lappen papier kneed en stampte ik ze tot lelijke proppen. Ik deed het zo vlug mogelijk. Stel je voor dat mijn moeder zich opeens zou bedenken. Ik mocht zomaar iets verprutsen al snapte ik er niets van.
‘Klaar.’ zei ik voorzichtig.
‘Goed gedaan.’ Knipoogde ze.
‘Mam, mag ik de beelden uit de doos pakken?’ hoorde ik mijn grote zus verlangend vragen.
‘Ja… dat is goed, wel voorzichtig he?’
Uit de doos kwam een muffe geur van dennenappels tevoorschijn. Vaag begon het tot me door te dringen. Voordat mijn zus een beeld uit krantenpapier wikkelde voelde ze eerst of ze het kon raden. ‘Dit is een herder…’  Maar het was Maria. Nu wist ik het weer… we maakten een kerststal.
Glimlachend pakte mijn moeder een van mijn proppen en begon het uit elkaar te trekken. De proppen papier veranderden in een grot. Verbluft keek ik naar haar handwerk.


Opnieuw schieten we door een tunnel met een plafond van grottenpapier. De hartverwarmende herinnering zal nooit vervagen als ik trots denk ik aan mijn moeder. Zij kan van gekreukt papier een hele grot bouwen.

woensdag 6 april 2016

MEDIAMARKT... ik ben toch niet gek


'We hebben een router en willen graag een Orange simkaartje voor prepaid wifi.' vragen we de vriendelijke Mediamarkt medewerker.
'Mijn collega van Orange is er niet maar ik heb Lebara...' reageert de medewerker vol trots in het Engels
'Kan dat dan ook?'
'Natuurlijk... u hoeft alleen een SMS te versturen met het kaartje in uw mobiel...'
In de camper stuur ik een SMS maar er gebeurd NIKS. Terug naar de winkel. De behulpzame Lebaramedewerker is naar huis en de Orangemedewerker wilt ons niet helpen. Ach vooruit… rustig aan, ma
ñana is ook goed. Enthousiast begroeten we de volgende dag de Engels sprekende medewerker.
'Hij doet het niet?'
'Heeft u wel op 'Si' gedrukt?
'Jawel, si…'
'Maar u heeft gebeld voordat u op 'Si' heeft gedrukt, dus nu staat het saldo op 24,50 euro en kunt u niet voor 25,00 euro wifi aanvragen...'
'Shit... doe er dan nog maar 'ns 5 euro bij...'
Via de kassa ga ik terug naar de vriendelijke jongeman om het simkaartje op mijn mobiel te installeren. Nu moet het kaartje ook in de router werken zodat we op beide laptops kunnen internetten. Kaartje erin... NIKS. Terug naar de winkel.
'Wij kunnen voor 19,95 euro uw router op Lebara instellen...' vertelt de Lebaramedewerker volgens de regels.
'Eh... ik dacht het niet, jij zei dat het kon, wij wilden vanaf het begin al Orange... laten we het bedrijf de schuld geven zodat jij dit voor ons kan regelen.' Nu rustig blijven Corien…
'Dus ik moet er druk op zetten?'
'Ja hoor... dat kun jij wel, vraag maar aan je bedrijfsleider...' Ik geef hem een vette knipoog en een zetje in de rug.
Als de bedrijfsleider wordt gebeld hoeft hij niet eens een woord met ons te wisselen. Begripvol probeert hij met drie collega’s onze router compabel te maken voor Lebara. Echter, na twee uur staan we er nog, het lukt NIET. Van mijn glimlach is slechts een schijnvertoning over.
'We hebben een oplossing?' zegt de schat van een Lebaramedewerker.
'Geweldig!'
'U krijgt uw geld terug en we installeren een Orange simkaartje!' Zijn ogen schitteren.
'Niet te geloven...' Wit weggetrokken van het lange wachten probeer ik blij te zijn.
Na twee dagen en vijf uur rondhangen in de Mediamarkt is het GELUKT, al moet je er wel wat voor doen. De bewaker wilt ons niet meer controleren, de laptop en router heeft ie immers al twee dagen voorbij zien komen. We zeggen iedereen gedag en terwijl we uitgeput wuivend de zaak uit lopen roepen we:
'Tot volgend jaar!'

woensdag 23 maart 2016

Nog even dan...


Na lange tijd op dezelfde plek te hebben gestaan wagen we de sprong voor een rustige terugtocht. We pakken niet meteen de snelweg dwars door Marokko maar besluiten de terugreis te beginnen met een soort ‘warming-up’. De motor loopt stationair en bij een Spaanse supermarkt weten we een aantal flessen wijn en pure chocola te scoren. Na slechts 75 km belanden we bij de oceaan. Proostend met onze eigen wijn op een terrasje besluiten we nog een paar dagen de zeelucht op te snuiven. Nog even dan…
Op de ‘bejaardencamping’ waar we gewoonlijk met een grote boog omheen rijden zoeken we een rustig plekje. Dat moet lukken op zo’n laatste rustplaats. We belanden ergens aan de rand met vrije ruimte om ons heen. Dat is tijdelijk. Twee campers met een aantal Franse vrienden komen gezellig naast ons staan. Gelukkig blijft de andere kant vrij. Nog even dan…
Peter steekt een sigaretje op en schiet zijn peuk in de bosjes. De tuinman van de camping die net de hoek om komt lopen geeft Peter een waarschuwing. Vervolgens hakt hij een hele strook bosjes om op de vrije plaats naast ons. De logica ontgaat ons. Als hij een cirkelzaag tevoorschijn haalt vluchten we naar de oceaan. Nog even dan…
’s Nachts schijnen twee bouwlampen precies over onze camper heen. Samen met de volle maan beleven we een kunstmatig overdag maar slapen een gat in de nacht. ’s Morgens giert het geluid van de cirkelzaag vlak naast onze camper over de camping. De tuinman heeft er zin in… vier bomen worden omgezaagd om plaats te maken voor een chalet. De dood voor de bomen wordt beslist maar een bejaard echtpaar heeft nog even dan…
We kunnen het allemaal niet aan elkaar rijmen. Het is alsof de luxe behoefte van overwinteraars een soort gevangenis wordt. Slechts een moment gaan we er in mee als we ons laten bedienen op het terras en een ons kaas kopen voor vijf euro. Dat duurt maar even…
We zien de gezichten van bekenden die we nog van voor de ‘bejaardencamping’ kennen.
We omarmen de chef geworden ober die in zijn moeilijke jaren een doos kinderkleding van ons kreeg. ‘Ik heb er nu vijf…’ lacht hij trots.
We omarmen de satellietman die in zijn moeilijke jaren een te hoog loon compenseerde met twee glazen jus d’orange. ‘Allemachtiggg, prachtiggg…’ roept hij ons vrolijk na.
We omarmen de schilder die nooit geld van ons aan wilde nemen. ‘Ik ken deze goede vrienden al van 2002…’ zegt hij vol trots tegen wildvreemde mensen.
We omarmen de monteur in zijn naastgelegen bedrijfsruimte die we stiekem sigaretten en wijn toestopten als zijn vader niet keek. ‘Komen jullie bij mij staan?’ knipoogt hij ons toe.
Lieve mensen, nooit voor even… maar voor altijd.

woensdag 16 maart 2016

Mandala kussen


Vraag me niet hoe ik dit heb gehaakt,hoe je van rond naar vierkant ga,
hoeveel keer ik elke ronde heb uitgehaald,
hoe ik me heb vastgebeten aan de draad,
hoeveel steekjes er bij mij los zaten,
hoe er wonder boven wonder een kussen ontstond,
waarop mijn hoofd mag rusten.








woensdag 24 februari 2016

HAGEDISSENISSEN


‘Waar moet ik heen?’ wanhoopt de hagedis op leeftijd. Ze strekt haar stramme poten en kijkt eens helemaal in het rond. De zon verwarmt haar koele lijf maar het zand wordt wel erg heet onder haar voeten. ‘Ik hou niet van opvliegers,’ jammert ze terwijl een vlieg onbereikbaar boven haar hoofd blijft zoemen. ‘Er zit niks anders op dan huis en haard te verlaten.’ Vastbesloten maakt ze een lunchpakket en begint aan haar onbekende reis. Echt veel zin heeft ze niet want ze is zo ontzettend moe. Zuchtend glijdt ze over het hete zand.

‘Roze peperboom, mag ik tussen de vellen van je bast wonen?’ De Roze peperboom die net zijn ontbijtje heeft opgezogen kijkt de hagedis arrogant aan.
‘Schiet op dikzak, denk je nu werkelijk dat jij tussen mijn sierlijke krullen pas?’
De hagedis onderzoekt haar vetrolletjes. Haar huid is hartstikke droog. Ze strijkt een paar schubben glad en loopt teleurgesteld een stukje verder.


Stoffig bereikt ze een jong mandarijnenveld.
‘Mandarijnenveld, mag ik tussen jullie wortels schuilen?’ Een fris boompje die net klaar is met het oppoetsen van haar oranje vruchten kijkt de hagedis zuur aan.
‘Schiet op smeerpoets, denk je nu werkelijk dat jij met je stinkende lijf tussen mijn wortels mag?’
De hagedis snuift aan haar zweetplekken. Stoffig en zuur gaan blijkbaar niet samen. Met haar pootjes dicht tegen haar lijf geklemd trippelt ze zo geurloos mogelijk verder.


Op de grond ligt het blad van een palmboom. Vanaf de grond tuurt ze langs de lange nek omhoog.
‘Palmboom, heb je een plekje voor mij in je meterslange nek?’ De Palmboom die net aan het soezen is op een zuchtje wind kijkt de hagedis gestoord aan.
‘Schiet op wazig onderkruipsel, denk je nu werkelijk dat jij met dat oude lijf fit genoeg bent om mee te deinen?’
Het duizelt de hagedis voor de ogen. De wereld lijkt zo wattig ver weg. Misschien wordt het tijd voor een brilletje. Verdrietig sjokt ze verder. Elke stap is de zwaarste uit haar leven. Als ze bij een Arganboom is aangekomen kan ze niet meer. Ze gooit haar lunchpakket onder de boom en begint hartverscheurend te huilen.


‘Hagedis, wat is er met jou aan de hand?’ kraakt de oude Arganboom.
‘Ik tel niet meer mee…’ schreeuwt de hagedis. ‘Ik ben te dik, ik zweet teveel, ik ben niet jong meer of flexibel, wie wil mij nog hebben…’
‘Ikke!’
‘Jij?’

‘Hagedis, wil je alsjeblieft in mijn holle stam wonen? De Arganboom die net klaar is met het verspreiden van zijn noten schudt nog één keer met al zijn kracht. De laatste noot rolt precies voor de ingang.
‘Schiet op wijze hagedis, denk je nu werkelijk dat jij met al je levenswijsheid een betere plek kan vinden?’
De hagedis wrijft de tranen uit haar ogen. Ze laat haar haveloze lunchpakket liggen en schiet door de bewegwijzerde opening. Trots bekijkt ze haar vervallen boompaleis. Thuiskomen geeft haar het gevoel van rust en een sapstroom van blijheid…

woensdag 17 februari 2016

Survivallen in de jungle


Als ik ’s middags besluit een minuscuul stukje van het uitgestrekte land te bewandelen neem ik voor de zekerheid mijn mobiel mee. Je weet maar nooit. Op mijn trouwe loopschoenen besluit ik van het geitenpad af te wijken en eens dwars over de berg naar de top te lopen. Over rollende stenen en rotsspleten bereik ik de top. Terwijl de wind over de berg giert kijk ik naar het dorre landschap en enkele stekelige struiken. Ik zoek de perfecte steen om even op uit te rusten. Zigzaggend tussen de rotsen stap ik op een schijnbaar dode tak. In één splitseconde boort de doorn van minimaal 5 cm dwars door de zool van mijn schoen. Ik zag het gebeuren maar ik kon er niets aan doen. Auw! Een mooie rots met uitzicht heeft plotseling geen prioriteiten meer. Met een klein en wankel exemplaar neem ik genoegen.
Ik voel de doorn in mijn voet zitten dus moet ik de veter helemaal uit mijn schoen trekken. Oh my God… als ik maar niet ga flauwvallen. Zal ik mijn ogen dicht doen of om hulp roepen in de middle of nowhere? Hysterisch kijk ik op mijn mobiel… geen bereik… alleen voor noodoproepen. Dit is toch een noodgeval? Het duizelt me. Kom op Corien, je kan het! Al strompel ik van de berg af, overleven zal ik…
Voorzichtig trek ik mijn gespietste voet uit mijn schoen en zie ik de doorn ruim een centimeter door de binnenkant steken. Niet naar mijn verminkte voet kijken, eerst survivallen! Met een steen probeer ik de doorn terug te duwen maar het lukt niet.
Plotseling komt er iets oers omhoog borrelen. Als het niet van binnen kan, dan van buiten… Ik duw zo hard ik kan met twee duimen in het rubber naast de afgebroken doorn in de onderkant van mijn schoen. Het lukt me om een puntje van de doorn tussen mijn tanden te krijgen. Kom op zeg, het moet… De spieren in mijn kaken zijn de sterkte in mijn lijf, verzin ik terplekke. Na drie pogingen krijg ik de doorn eruit, me Jane!
Opgelucht trek ik mijn sok uit, dit kan ik nu ook wel aan… Bloed? Tot op het bot geraakt? Als ik mijn ogen opsla en mijn wapperende haren in de lucht gooi ontdek ik een minuscuul gaatje, verder niks, nope, nada…

woensdag 3 februari 2016

Mini Mochila

haken met haaknaald 1

de rechter is in 'yarn over yarn over' gehaakt


Gebiologeerd door een speciale haaktechniek die tapestry of mochila wordt genoemd ben ik in de haaknaald geklommen om de kleurrijke patronen uit te proberen.
Het lijkt me een uitdaging om mijn eigen patronen te ontwerpen waarin ik een mengelmoes van mandala's en Marokkaanse kunst kan laten terugkomen.

Indianen leerden deze haaktechniek aan het begin van de twintigste eeuw van Katholieke missionarissen lees ik op het internet. Ik vraag het me af:  'Zouden de 'ontwikkelingswerkers' misschien met de eer willen strijken? Of hadden ze goede handarbeiders gevonden die het werk voor hun deden?' In ieder geval zijn de tassen van Wayúu indianen uit Colombia op dit moment erg in de belangstelling. Het tijdrovende haakwerk wordt behalve in Amerika nu ook in Afrika en het Midden Oosten herontdekt en heeft mijn aandacht getrokken.

Om enthousiast te blijven heb ik bij wijze van test het patroon van Chantal Stevens gebruikt voor een sleutelhanger. Met een tas kun je namelijk wel een half jaar bezig zijn las ik in de groepen mochila patronen en mochila haken. Met het oefenen en de wirwar van draden die je elke keer meehaakt was ik toch nog met elk mini tasje twee dagen bezig.

Supertrots op het kleurrijke resultaat ben ik nu klaar voor een groter kunstwerk... mission possible.

de linker is in 'yarn over yarn under' gehaakt



woensdag 27 januari 2016

Eindeloos respect


In de zinderende hitte wandel ik de kleine heuvel op waar ik in de verte twee jongens zie staan aan de rand van hun kudde. De kleinste, van een jaar of 14, heeft een zwarte lap stof tot een tulband om zijn hoofd gevormd. Het geeft hem precies dat kleine beetje allure waardoor hij in zijn verschoten kleding er niet uitziet als een zwerver maar als een mysterieuze bedouin.
Met mijn dure canoncamera loop ik op de twee kamelenhoeders af om ze vriendelijk te begroeten. Ze groeten me beleefd terug en kijken me vervolgens afwachtend aan. Wat nu? Met mijn twintig woorden Marokkaans probeer ik een praatje met ze te maken.
‘Hoeveel kamelen?’
‘Hu…’
‘Hoeveel kamelen? 100?’
De veertienjarige probeert zich laconiek als een volwassenen gedragen door zich met een arm onder zijn hoofd languit op de grond uit te strekken. Zijn bescheiden collega, een twintiger, leunt op zijn stok terwijl de veel te grote stoffige broek als een korset roerloos om zijn benen hangt.
‘Ja, 100…’ antwoordt hij.
Ik knik onder de indruk.
In een flits heeft de kleine jongen gezien dat ik ze serieus neem waardoor hij zich weer als een jongen kan gedragen. Uit zijn stofjas trekt hij een gehaakte katapult tevoorschijn, een bijna bijbels exemplaar. Hij legt in het matje een flinke steen. Met aan beide zijde een meter lang koord slingert hij de katapult in de lucht. Als hij al draaiende één koord loslaat schiet de steen naar de rand van de kudde waardoor de kamelen als een groep bij elkaar blijven.
Even denk ik dat hij om zal vallen van de opzwepende kracht die hij door het slingeren tot een precisie weet te volbrengen. Ik zet grote ogen op en roep met mijn duim omhoog: ‘Wat goed!’
Nu moet ik blijven, een stukje meelopen en luisteren naar hun verhalen. Af en toe vang ik een bekend woord op maar we praten vooral met lichaamstaal.
We kijken  naar de grazende kamelen en ik schiet in de lach als een  kameel een cactusstruik verorbert en met een kin vol stekels net doet alsof er niets aan de hand is. De jongens worden meegenomen door mijn beleving.
‘Je moet foto’s maken…’ gebaart de oudste.
‘Ik haal een baby voor je…’ grinnikt de jongste.
Even verdwijnen de jongens uit hun dagelijkse stoffige sleur. Even worden eindeloze jaren lachend onderbroken. Even mogen ze kwajongens zijn die straks weer hard aan het werk moeten.

woensdag 13 januari 2016

Kijkje op het mooie leven


Rijdend langs de kust zwierven we over landtongen en rivierdalen. Kilometers lang blies de wind door de raampjes en deinde de oceaan tegen de kust. Onze hoofden werden leeggeblazen en met kinderlijke blijheid bereikten we een hotel boven op een hoge rots.
Uittorenend  boven het pittoreske stadje besloten we de kamer te nemen die uitkeek over zee. Dikke pret hadden we omdat het Hotel Bellevue heette en dat die naam net niet op de sleutelhanger van onze deur paste. Lachend namen we bellevie, het mooie leven, in ontvangst en renden naar de kamer met een bellevue.
Gelukkig had het bed een versleten matras en gaven de gewoonlijk stijve pocketveringen deinend mee. Het genieten kon beginnen. Na een heerlijk relaxte dag doken we tevreden in de zachte matras.
Op het moment dat het doodstil was schoot Peter overeind. ‘Hoorde je dat ook, die vreselijke klap?’
‘Nee… reageerde ik verbaasd.
Na wat indoezelen schudde Peter me bezorgd wakker. ‘Gilde jij?’
‘Hu… nee, maar zo word ik wel steeds wakker van jou.’
Voor de zoveelste keer probeerden we wat te slapen maar het bleek onbegonnen werk. Peter liep te koukleumen over het balkon en murmelde dat er een schip op het strand lag dat er niet was. Ik onderzocht de loodzware matras op een doorprikkende pocketvering die er niet was.
Met wallen onder onze ogen keken we elkaar de volgende morgen aan.
‘Laten we hier zo snel mogelijk wegwezen,’ zuchtte Peter. Overdonderd met beelden, geluiden en geuren uit oorlogstijden stonden we als eerste bij het ontbijt.
‘Hebben jullie goed geslapen?’ vroeg de opgewekte ober.
‘Ehm… ’
Afgeleid keek hij naar onze sleutelhanger op tafel en begon vol trots te vertellen dat in zijn hotel generaal Franko een vaste klant was. De dictator van Spanje kwam met zijn boot aan land en nam altijd dezelfde kamer die uitkeek over de oceaan.
Peter en ik keken elkaar begrijpend aan. ‘Franko… de koelbloedige militaire leider? Welk kamernummer had-ie dan?’
‘6…’ antwoordde de ober enthousiast.
Samen staarden we naar onze sleutel op tafel… ‘Bellevie, kamernummer 6’




woensdag 6 januari 2016

Input and out of control


Lopen we gezellig naar beneden voor de dagelijkse jus d’orange word ik direct overvallen door een Amerikaan die naarstig op zoek is naar zijn vrienden die bij ons op de camping moeten staan... Aangetrokken door mijn dienstvaardigheid kukel ik in het eenzijdig aanhoren van zijn verhaal en bekruipt me het gevoel van: ‘Wat wil je van mij?’
Uiteindelijk loop ik dan toch maar over de camping rond om zijn telefoonnummer aan zijn verloren vrienden te geven waardoor ik nog eens opensta voor input.
‘Vrienden?’ lachen zijn vrienden, ‘vanwaar deze eer?’ Blijkt de vrouw van het stel ook overvallen te zijn door zijn praatje.
Een beetje leeg gelopen ga ik naar mijn eigen plekje terug en word ik vijf keer gebeld door iemand uit San Francisco. Ik neem natuurlijk niet op want oeps… de Amerikaan is een stalker geworden.  Als de telefoon weer gaat besluit ik even duidelijk te maken dat ik geen contact wil van een 75-jarige pianist, ook al speelt-ie nog zo mooi.
‘Where are you?’ hoor ik.
‘On the campsite but…’
‘Where are you?’ herhaalt de onbekende stem.
‘WHO ARE YOU?’ vraag ik geirriteerd.
‘Oh… I am sorry… I am Martin…’
Opgelucht haal ik adem als ik de stem van de Oostenrijker herken die om de twee jaar even wat van zich laat horen. Uitgelaten kletsen we er lekker op los. Als het gesprek is geëindigd zijn mijn haren geëxplodeerd tot de ‘Einstein look’.
Verward loop ik heen en weer over de camping als er opeens twee mensen op mij aflopen.
‘Are you Corina?’ vragen ze opgewonden.
‘Oh… nee…’ kreun ik, ‘did the pianoman trick you too?’
‘O… no no…’
Gelukkig worden zij gestuurd door een echte vriend op zoek naar een katje die ze willen adopteren. Omdat ik inmiddels wel bekend sta als diegene die met alle katten praat en ‘vache qui rit’ uitdeel moesten ze bij mij zijn. Wie weet had ik hun katje wel gezien.
Het katje kunnen we niet vinden, de pianoman wil ik niet zien en heb ik op één dag teveel input gekregen. Het enige wat er op zit is naar de kapper vluchten en incognito worden gestyled… 
doe maar blond… heel blond…

Nou vooruit dan... hier de Amerikaanse pianist die zichzelf graag hoort en ik liever ook zo op youtube...