woensdag 5 oktober 2016

Voorbij mijn bovenkamer


Reizen is een grappig fenomeen. Reizen in ons vertrouwde huisje op wielen een unicum. Terwijl we afwachtend achter het grote panoramaraam gaan zitten richten onze blikken zich al vooruit. Ik moet dan elke keer denken aan Cesar Milan. Ons instinctieve brein is naar voren gericht en we volgen de meute op weg naar het zuiden. Als brave honden.
We halen het niet in ons hoofd om links te gaan rijden maar resoneren mee achter de colonne vrachtwagens. Gezellig kachelen we door op zo’n 90 km per uur. In dat monotone tempo lijken alle gedachtes niet alleen uit onze hersenen te verdwijnen maar ook uit de camper. Ik kijk tevreden in de achteruitkijkspiegel. Grijze rook ontsnapt uit de uitlaatpijp totdat het onzichtbaar wordt.
Mijn frontale kwabben verwerken slechts de noodzakelijke informatie om verder te gaan. Ik bevind me in een verte, een weidse verte. Ik kijk op zij. Volgens mij verkeerd die andere tweevoeter in hetzelfde luchtledige.
Na de opgesnoven ruimte komen de ideeën. Blijkbaar wil ik die grijze cellen graag vullen met allerlei kleuren. Omdat ik tijdens het reizen mijn haakwerk niet kan oppakken of de ideeën voor mijn boek kan uitwerken smeed ik verlekkerd mijn plannen. Straks… als we stilstaan ga ik meteen aan de slag. Opgemonterd ruilen we van plaats. Nog meer ideeën zoeven voorbij. Wat is reizen toch bevrijdend en grensverleggend. Volgens mij kan ik de wereld aan.
Tenslotte komen we op de plaats van bestemming aan. Wat zoemt het toch vreemd in mijn hoofd en wat piepen mijn oren? Terwijl we de oude camperdame op haar plekje installeren word ik overvallen door een vreselijke vermoeidheid. Hey… zo oud ben ik toch ook niet? Alsof al mijn nieuwe ideeën worden ingehaald door de grijze rookpluimen die ik heb achtergelaten. Uitgeblust kijk ik Peter aan. Hij glimlacht vermoeid en zegt: ‘Het zal nog wel even duren voordat we helemaal uitgerust zijn.’
Mijn frontale kwabben lijken uitgeschakeld. Mijn zoogdierenbrein is overprikkeld en kan alle onbewuste informatie niet meer fatsoenlijk verwerken. Als ik in Cesar Milan’s woorden zou spreken hebben we zelfs niet meer de puf voor voedselbakagressie. Nop, niks, nada… Rest alleen nog ons reptielenbrein, die oud vertrouwde laag in onze hersenen, gewoon omdat we er zijn…

1 opmerking: