vrijdag 28 november 2014

AAN HET EINDE VAN DE REGENBOOG


Van de week kwam ik ergens op een site terecht waar schrijvers geld verdienen door een stuk of wat artikelen te schrijven. Ik was meteen geïnteresseerd. Met eurotekens in mijn ogen liet ik mij meevoeren al graaiend in de materie. Op het puntje van mijn stoel zag ik mezelf al schrijvend rijk worden.

Terwijl ik begin te lezen ontdek ik al snel dat het om de advertenties draait. ‘Jammer, daar heb ik een hekel aan.’ Ik leun een beetje achterover. Ik wrijf in mijn ogen maar de eurotekens blijven op mijn netvlies plakken.  Gedreven worstel ik me door het geldbeluste onderwerp.

Ik begrijp dat bij elke tekst die ik plaats Google voor mij passende advertenties zal neerzetten. Als bezoekers op zo’n advertentie klikken ga ik geld verdienen. Om veel te verdienen moet ik schrijven op een site die vaak wordt bekeken. Klinkt logisch. Alleen is de site die het meest wordt bezocht een soort bibliotheek. Op www.infonu.nl. worden uitsluitend informatieve artikelen geplaatst. Dat betekent dat ik zonder toeters en bellen moet schrijven.

Ik denk even terug aan de manier van schrijven zoals ik vroeger deed. Als een volhardend wetenschapper schreef ik recensies van boeken of teksten over gezondheid. Het heeft nogal lang geduurd voordat ik in de gaten had dat ik daar moe van werd. Ik ging ervan in mijn hoofd zitten en raakte mezelf kwijt.
Alleen als bioloog zou ik informatief kunnen schrijven. De natuur is zoals het is en haar puurheid heeft mijn toegevoegde poespas niet nodig.

Inmiddels hang ik uitgezakt in mijn stoel. Om 5 euro per maand te verdienen met het plaatsen van één artikel moeten er 1000 bezoekers mijn tekst willen lezen. Ik begrijp dat het nodig is omdat niet iedereen op een bijgeleverde advertentie van Google zal klikken.  Hoe kom ik aan zoveel lezers? Ik mag al blij zijn als ik 100 bezoekers tref. Zelfs een vetpot van 0,50 cent per maand kan ik dan op mijn buik schrijven.

De eurocenten vallen van mijn netvlies. Ik strijk door mijn verwarde haar als ik denk dat bijna iedereen zo’n programmaatje heeft die advertenties blokkeert.  Er valt niks aan te klikken en er blijft voor mij dus 0,0 cent over.

Daar gaat mijn gouden pot aan het einde van de regenboog. Het enige wat er overblijft is mijn passie voor schrijven die ik elke keer op mijn eigen manier kan inkleuren.
Gefascineerd door de magie van woorden groei ik verder op mijn weg. Met kinderlijke verwachting loop ik verder, soms om even stil te staan maar meestal jubel ik uitgelaten voor me uit.


zondag 16 november 2014

MANNETJES EN VROUWTJES


Is het HIJ die schijnt en ZIJ die ons een lichtpuntje geeft in de donkere nacht? Of is het ZIJ die haar warmte uitstraalt en HIJ een geheimzinnige onbekende? Ik kijk ‘ns in het grote Nederlandse woordenboek die me geen steek verder brengt…
maan (de; v(m); meervoud: manen)
zon (de; v(m); meervoud: zonnen)

Welke typische Nederlander heeft dit bedacht? Ik zoek verder naar een verhelderend antwoord. De Fransen en Spanjaarden zijn het duidelijk eens: ‘Le Soleil’ en ‘la Luna’, mannetje vrouwtje. Alleen de Duitsers schreeuwen ons keihard in de oren: ‘Die Sonne’ en ‘Der Mond’, vrouwtje mannetje. Misschien zijn we daarom zo geschrokken en hebben we ons strategisch opgesteld.


Zo gek is dat toch niet. De Fransen en Spanjaarden spreken een Romaanse taal en de Duitsers een Germaanse taal. En wij dan? Zijn wij Nederlanders een mengelmoesje? Ik hoop dat het antwoord bij de Kelten ligt. Een oud natuurvolk met sjamanistische trekjes. Zij zwieren eerder dan de Germanen op moeder Aarde rond. Alleen de Romeinen, dat zit me niet lekker, die waren minstens net zo lang uit de oersoep aan het eten.

De Romeinen vonden zichzelf vreselijk geciviliseerd want ze bouwden steden en ze geloofden in de Griekse mythologie. Dat vind ik erg knap want ik snap de logica van al die goden en godinnen niet. De Kelten vonden ze maar barbaren, een mysterieus volk dat de hele tijd in bossen en op de rivieren zat dus nodig naar school moest.


Voor het Romeinse antwoord: ‘Le Soleil’ en ‘la Luna’, mannetje vrouwtje, waag ik me aan de Griekse mythologie. Sol is hun zonnegod en regelt de zonsopgang en zonsondergang. Hij rijdt met zijn stralende zonnewagen door de hemel en bezit de kracht om de mensen het licht te brengen. Luna is hun maangodin maar lijkt een beetje ondergeschikt aan haar stralende broer. Alsof ze als een eeuwige maagd in de duisternis tast.

Voor het Germaanse antwoord: ‘Die Sonne’ en ‘Der Mond’, vrouwtje mannetje, spit ik in de verhalen van het Keltische natuurvolk.
Sunna is hun zonnegodin die een wijs alziend oog heeft met profetische gave. Zij ment de zonnewagen vol licht en warmte. Haar trotse broer Mani is hun maangod en bestuurt de maanwagen die achterna wordt gezeten door een wolf die naar Mani hapt.

Toch wel schattig die oude verhalen maar ik snap er niks van waarom de Romeinen en Kelten de mannetjes en vrouwtjes omwisselen. Ik krap op mijn hoofd. Wat nu?

Dieper graai ik in de oersoep. Naar het begin van aller tijden. Plotseling stuit ik op een plaatje in de vorm van een maan. Mijn ogen glinsteren in het duister van mijn zoektocht. Het gebied in de vorm van een sikkelmaan is het Oude Nabije Oosten, op de hoogte van het huidige Irak. Het dringt langzaam tot me door.  Onze prehistorische voorouders hadden Zuidwest-Aziatisch en Arabisch bloed. Al is het wel heel lang geleden.



Ik kan me best voorstellen dat je als jager-verzamelaar geen stenen brok cijferschrift bij je bepakking deed. Kennis en ervaring werd doorgegeven van mens tot mens. Misschien zelfs zonder taal. Hier eindigend is de oersoep zo waterig dat mijn enthousiaste zoektocht naar een antwoord tussen mannetjes en vrouwtjes volledig oplost.

Wat een onzin om de maan en de zon te willen onderverdelen als mannelijk of vrouwelijk. Als een soort taalkundig perfectionisme? Als denkend mens ga ik volledig voorbij aan de onverklaarbare krachten van de zon en de maan. Ik ben God niet. Zonder gebruiksaanwijzing kunnen deze  enorme verschijningen niet worden gevat in hokjes.
Hij en Zij of Zij en Hij, ik weet het zeker, het is verzonnen.