Is
het HIJ die schijnt en ZIJ die ons een lichtpuntje geeft in de donkere nacht?
Of is het ZIJ die haar warmte uitstraalt en HIJ een geheimzinnige onbekende? Ik
kijk ‘ns in het grote Nederlandse woordenboek die me geen steek verder brengt…
maan
(de; v(m); meervoud: manen)
zon
(de; v(m); meervoud: zonnen)
Welke
typische Nederlander heeft dit bedacht? Ik zoek verder naar een verhelderend
antwoord. De Fransen en Spanjaarden zijn het duidelijk eens: ‘Le Soleil’ en ‘la
Luna’, mannetje vrouwtje. Alleen de Duitsers schreeuwen ons keihard in de oren:
‘Die Sonne’ en ‘Der Mond’, vrouwtje mannetje. Misschien zijn we daarom zo
geschrokken en hebben we ons strategisch opgesteld.
Zo
gek is dat toch niet. De Fransen en Spanjaarden spreken een Romaanse taal en de
Duitsers een Germaanse taal. En wij dan? Zijn wij Nederlanders een
mengelmoesje? Ik hoop dat het antwoord bij de Kelten ligt. Een oud natuurvolk
met sjamanistische trekjes. Zij zwieren eerder dan de Germanen op moeder Aarde
rond. Alleen de Romeinen, dat zit me niet lekker, die waren minstens net zo
lang uit de oersoep aan het eten.
De
Romeinen vonden zichzelf vreselijk geciviliseerd want ze bouwden steden en ze
geloofden in de Griekse mythologie. Dat vind ik erg knap want ik snap de logica
van al die goden en godinnen niet. De Kelten vonden ze maar barbaren, een
mysterieus volk dat de hele tijd in bossen en op de rivieren zat dus nodig naar
school moest.
Voor
het Romeinse antwoord: ‘Le Soleil’ en ‘la Luna’, mannetje vrouwtje, waag ik me
aan de Griekse mythologie. Sol is hun zonnegod en regelt de zonsopgang en
zonsondergang. Hij rijdt met zijn stralende zonnewagen door de hemel en bezit
de kracht om de mensen het licht te brengen. Luna is hun maangodin maar lijkt
een beetje ondergeschikt aan haar stralende broer. Alsof ze als een eeuwige
maagd in de duisternis tast.
Voor
het Germaanse antwoord: ‘Die Sonne’ en ‘Der Mond’, vrouwtje mannetje, spit ik
in de verhalen van het Keltische natuurvolk.
Sunna
is hun zonnegodin die een wijs alziend oog heeft met profetische gave. Zij ment
de zonnewagen vol licht en warmte. Haar trotse broer Mani is hun maangod en
bestuurt de maanwagen die achterna wordt gezeten door een wolf die naar Mani
hapt.
Toch
wel schattig die oude verhalen maar ik snap er niks van waarom de Romeinen en
Kelten de mannetjes en vrouwtjes omwisselen. Ik krap op mijn hoofd. Wat nu?
Dieper
graai ik in de oersoep. Naar het begin van aller tijden. Plotseling stuit ik op
een plaatje in de vorm van een maan. Mijn ogen glinsteren in het duister van
mijn zoektocht. Het gebied in de vorm van een sikkelmaan is het Oude Nabije
Oosten, op de hoogte van het huidige Irak. Het dringt langzaam tot me
door. Onze prehistorische voorouders
hadden Zuidwest-Aziatisch en Arabisch bloed. Al is het wel heel lang geleden.
Ik
kan me best voorstellen dat je als jager-verzamelaar geen stenen brok
cijferschrift bij je bepakking deed. Kennis en ervaring werd doorgegeven van
mens tot mens. Misschien zelfs zonder taal. Hier eindigend is de oersoep zo
waterig dat mijn enthousiaste zoektocht naar een antwoord tussen mannetjes en
vrouwtjes volledig oplost.
Wat
een onzin om de maan en de zon te willen onderverdelen als mannelijk of
vrouwelijk. Als een soort taalkundig perfectionisme? Als denkend mens ga ik
volledig voorbij aan de onverklaarbare krachten van de zon en de maan. Ik ben
God niet. Zonder gebruiksaanwijzing kunnen deze
enorme verschijningen niet worden gevat in hokjes.
Hij
en Zij of Zij en Hij, ik weet het zeker, het is verzonnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten