Tien jaar heb ik aan de zijlijn gekeken en gevoeld naar het
wonderlijke werk dat Peter inmiddels de helft van zijn leven verricht. Als
nuchtere Hollander vond ik het vaak moeilijk de niet logische, ontastbare
genezingen te volgen. Ik kon veel respect voor de ‘healingen’ opbrengen maar
tegelijkertijd kon ik het niet laten te giechelen als hij bij een
afstandsbehandeling in serene rust voor de laptop zat. Dan moest ik wel
proestend naar buiten om hem niet met zijn werk te storen.
In zijn aanwezigheid tijdens de behandelingen merkte ik dat
ik allerlei vreemde gewaarwordingen opving. Ik werd ontspannen of ik kwam in
een toestand die op een roes leek. Soms kreeg ik het koud of golfde er vreemde
tintelingen door me heen. Het vreemde was dat het me eigenlijk wel bekend
voorkwam alleen was het een overrompelende hoeveelheid.
Wat ik van dat alles vervelend vond was dat er regelmatig een soort van verzet en opstandigheid door me heen schoot. Als een ongeleid projectiel die ik onmogelijk kon afweren werd ik onverwachts getroffen. Een uitermate ongemakkelijk gevoel die blijkbaar elke keer mijn eigen onverwerkte stukje wist te raken. Alsof de rotzooi van degene die behandeld werd, in de rondte vloog en mij altijd wist te vinden. In gedachte riep ik ‘nee’ of fietste ik met de rotzooi op m’n hielen kilometers fanatiek om schone lucht te happen.
Wat ik van dat alles vervelend vond was dat er regelmatig een soort van verzet en opstandigheid door me heen schoot. Als een ongeleid projectiel die ik onmogelijk kon afweren werd ik onverwachts getroffen. Een uitermate ongemakkelijk gevoel die blijkbaar elke keer mijn eigen onverwerkte stukje wist te raken. Alsof de rotzooi van degene die behandeld werd, in de rondte vloog en mij altijd wist te vinden. In gedachte riep ik ‘nee’ of fietste ik met de rotzooi op m’n hielen kilometers fanatiek om schone lucht te happen.
Gelukkig kon Peter de bij mij ontstane elektriciteitscentrale
meestal ontladen wanneer ik zelf de rotzooi niet van me af kon schudden. Ik lag
dan zo goed als relaxed met gesloten ogen aan een nieuw te creëren haakwerk te
denken terwijl ik met mijn handen aan mijn kleren zat te frunniken. Ik heb
zelfs wel eens een zak noten gegeten terwijl Peter bij mij zijn werk verrichtte.
Toch was het helemaal geen desinteresse.
‘Wat was dat dan met mij? Het had immers heel diep in mij
een bekend gevoel gegeven?’
Als een opgepompte ballon vond Peter altijd het bijbehorende
ventieltje en kon hij me ietwat tegenstribbelend laten leeglopen. Ik wist dat
het werkte, ik voelde dat het werkte en toch gedroeg ik me als een ongelovige.
Mijn weerstand bestond altijd uit het ontkrachten van
mezelf. Ik voelde een enorme ‘drive’ om vooral heel normaal te zijn. Hoe
normaler en gewoner ik me gedroeg, hoe mooier en groter de mensen om me heen
werden. Tenminste dat was mijn onbewuste motivatie om iedereen zijn of haar
eigen kracht te laten voelen. Al snel drong me deze onbewuste motivatie tergend
bewust tot me door. Lacherig realiseerde ik me dat het voor mij immers geen moeite
kostte om heel klein te worden want dat was ik met mijn één meter achtenvijftig
zo wie zo al.
Ik zat mezelf regelmatig in de weg. Mijn missie om als
doorgeefluik te dienen begon me enorm te knellen. De opstand voerde ik tegen
mijn ego die omhoog kwam borrelen. Mijn angst bestond uit het idee dat ik een
ego had die wraak kwam nemen.
‘Waarom bleef dat dwingende deel van mij niet gewoon in het
donkere duister waar het altijd al zat?’
Wroetend in mijn modderige poel kwam uiteindelijk de
bewustwording glashelder bij me door. Ik had mijn ego neerbuigend gekoppeld aan
mijn zijn. Degene wie ik ben. In feite had ik me krachtig verzet om niet te
zijn wie ik ben. Alsof ik een deel van mij had laten groeien en een andere deel
geen kans wilde geven.
Nu voel ik wie ik ben. Het gevecht is niet voor niets
geweest. Uit mijn diepgewortelde bron heb ik altijd geweten dat ik rondvliegende
energieën zuiver kan invoelen. Ik hoef niet meer bang te zijn. Terwijl me een
warme glimlach ontglipt denk ik opgelucht:
‘Het avontuur kan beginnen.’