woensdag 18 januari 2017

Hulde aan vrouw Holle


Volgens mij heeft Vrouw Holle dit winterseizoen behoorlijk vat op mij. Ze trekt me steeds mee in haar onderwereld en ik weet nooit wanneer ik word beloond of bestraft. Ik doe toch mijn best?
Het begon al toen Hulda voor het winterseizoen nog een beetje lag te slapen. Peter probeerde met alle macht contact te krijgen met de receptionist die een prachtig plekje op zijn camping voor ons had gereserveerd. Niets gebeurde… alsof ons contact van de aardbodem was verdwenen. Toen Peter via allerlei omwegen hem aan de telefoon kreeg bleek hij ons plekje te hebben weggegeven. Verbouwereerd keken we elkaar aan. Waarom? Een beetje losgeslagen liet ik het maar over me heen komen. Het zou wel ergens goed voor zijn. Alleen voelde ik me niet zo geroepen om, bij de voorheen favoriete camping, langs te gaan. Net alsof er iets was doodgebloed.
Vol hernieuwde moed moesten we de driemaandelijkse verlenging ergens anders regelen. We kozen voor ‘ons paradijs’ waar we gewoonlijk aan het eind van het seizoen terechtkwamen. De eigenaar en Nozha ontvingen ons met open armen. De aarde schudde en ik verwachtte elk moment een witte dame te zien verschijnen. Maar dat gebeurde niet. Naast de paradijselijke camping woonden wel dames maar die riepen ‘boe’. Hun doordringende koeienflatsen geurden over het paradijs waar zoemend strontvliegen op af kwamen. Hulda was in een kudde zwartgevlekte Bertha’s veranderd waarvan de ammoniaklucht me ’s nachts wakker hield. Wanneer zou de shit keren?
Op zoek naar stabiliserende avonturen reden we langs de kust. We kwamen bij een nieuwe camping terecht die er uit zag als een gigantische parkeerplaats zonder begroeiing. Enthousiast snoof ik de frisse zeelucht op. In de ruimte liet ik alles los waaien. Ver weg van het sanitairgebouw vonden we ons plekje. Ik keek naar de rotsige grond en vroeg me af of Vrouw Holle nog een poging zou doen me in de diepte te trekken. Stomme gedachten want waarom niet? Binnen een week werden we ingebouwd door een groep Franse overwinteraars. Hun blinkende campers als stevig omarmde grootmoeders om ons heen.
De groepsvorming benauwde om me heen. Gelukkig was een paar meter verderop de uitgestrektheid van het land. Peter en ik verkenden de omgeving, droomden weg over een klein zelfvoorzienend huisje aan zee. Elke middag struinde ik tussen de ongerepte begroeiing waarvan ik de eetbare zeeplanten mee naar huis nam. Terwijl de vissers met een enkele vis naar hun camper liepen waren mijn tassen gevuld met zeegroente.
Gek eigenlijk, dat zo weinig mensen op de hoogte zijn van deze hulde van vrouw Holle. Of... was ik haar zelf ook even vergeten?

donderdag 5 januari 2017

Eenvoud... terug naar de roots


Elke week gaan we naar de souk en kopen de plaatselijke groenten. Er zijn geen geïmporteerde vreemde vruchten of heilige boontjes. We moeten het doen met wat er is.  Terug naar de eenvoud en dat is prima. Het mooie daarvan is dat ik erg veel respect heb gekregen. Dankbaar tillen we een grote boodschappentas vol verse producten in de camper. Met de schaarse variatie is het een hele uitdaging om iets nieuws of verrassends te creëren. Zelfs van een stronk bloemkool kan ik een pizzabodem te bakken. Ook de mensen hier proberen er elke keer weer wat van te maken. Ze struinen zelfs langs de weg voor Kaasjeskruid als dat tijdelijk beschikbaar is. In hun voetsporen knip ik hier ook met mijn schaar in de rondte. Het Kaasjeskruid is prima als spinazie te bereiden of als salade met wat toppen Barbarakruid. Zelfs een enkele dadel of een klein takje koriander kan een groot verschil betekenen.
In datzelfde basic gevoel is na rijp beraad besloten dat er geen plastic mag rondzwerven in Marokko. Op de TV heeft de koning zijn onderdanen streng toegesproken. Zo mooi om te zien hoe goed iedereen luistert. Als we nu boodschappen halen wordt alles in kladblokpapier gewikkeld en in een ‘ziekenhuistasje’ gestopt. Je weet wel… dat luchtig katoenen spul waarvan je in ziekenhuizen onderbroeken hebt. Bij een beetje doorlekken of hard trekken scheuren ze uit elkaar. Gelukkig zijn deze ziekenhuistasjes niet wit maar in vrolijke unikleuren. 
Op een dag besluiten we eens te kijken of de kruidenier van twee bij twee vierkante meter misschien iets lekkers heeft. Peter kiest luxe koeken die lijken op bladerdeeg tompoezen met een witte glacélaag en een sierlijke chocolade tekening. Het ziet er heerlijk uit. Maar wat nu? De koning heeft immers geëist dat er geen plastic gebruikt mag worden. Is dat inmiddels hier op het platteland ook doorgedrongen?
Denkend aan de zorgvuldigheid van die enkele dadel en dat laatste takje komijn zien we de verkoper peinzend zijn winkel rondkijken. Plotseling krijgt hij een idee. Ergens onder het stof trekt hij een oude krant tevoorschijn en kwakt de vier tompoezen erin. Hij zucht opgelucht.
Zijn milieuvriendelijke taak zit er op maar of dat ook een vooruitgang betekent kunnen we misschien lezen op het doorgedrukte krantenartikel in de glacélaag…