woensdag 23 december 2015

MOEDERTJE NATUUR


Heel heel lang geleden leefde familie Titanosaurus in de uitgestrekte vlakten van Mongolië. Mama langnek had een nest eieren ingegraven in een zoutmeer van de Gobiwoestijn waarvan een ei een tikkeltje groter was dan alle anderen. Na een barre winter wilde alleen dit ei uitkomen en werd Marino geboren.
‘Marino?’ vroeg vader.
‘Jazeker…’ zei moeder, ‘ter herinnering aan deze droge zee waar zelfs een ei wilde uitkomen.’
Vader knikte zijn dertig meter lange nek en liep een rondje van 500 km om zijn vrouw eten te brengen voordat het gezin met de kleine Marino verder kon trekken. Na een aantal weken kroop Marino uit het nest vandaan. Het was nog veel te vroeg om de wijde wereld in te trekken maar toen
pa en ma Titanosaurus nieuwsgierig naar hun aanwinst keken konden ze hun ogen niet geloven.
‘Wat is ie groot?’ riep vader verbaasd.
‘Mijn grote vent…’ zuchtte moeder terwijl ze zich zorgen maakte dat haar enige zoon op een dag al stampend en spelend in de scheurende aarde zou verdwijnen.
Marino groeide gelukkig op ondanks zijn vreemde eigenschap als landdier, zijn fascinatie voor water. Terwijl pa en ma Titanosaurus de aarde tot bergen en dalen stampten en bomen uit de grond rukten speurde Marino zijn omgeving af waar de continenten overgingen in vloeibare dieptes. Dromerig volgde hij zijn gevoelige neus en zwiepte met zijn dertig meter lange staart en net zo lange nek slungelig heen en weer. Aan zijn vier enorme poten was te zien dat hij zijn vader gigantisch voorbij zou groeien. Zo’n grote langnek hadden zijn ouders nog nooit gezien.
Toen pa Titanosaurus Marino weer moest zoeken ergens bij de Grote Oceaan zo’n 1000 km verderop begon hij te twijfelen of hij wel de vader was.
‘Waarom heet hij Marino?’ vroeg hij zijn vrouw wantrouwend.
‘Dat weet je toch, hij komt van zee en hij gaat naar zee,’ zuchtte ze ontdaan.
Maar hij geloofde zijn vrouw niet meer want hij was jaloers geworden op zijn ontzaglijke zoon die hij overal achtervolgde. Marino moest van hem overdreven veel bomen uit de grond trekken en tonnen struiken verzamelen voor het avondeten. Zijn jonge spieren raakte overbelast en de druk van zijn vader dreef hem tot wanhoop.
‘Ik zal hem leren…’ riep vader hysterisch.
‘Laat hem toch…' suste moederlief, 'misschien trouwt hij een Elastosaurus uit zee. Haar opmerking maakte haar man achterdochtiger dan ooit en ze kon zichzelf wel voor haar kop slaan.
Op een dag liep Marino langs de Grote Oceaan en vervolgde de Chinese Zuidkust naar Kazachstan waar de oceaan overging in de Tethys Zee helemaal tot Spanje. De opgesnoven zoutlucht bracht hem in trance en zijn poten bewogen automatisch voort. Pa volgde hem op de voet maar moeke kon al dat testosterongeweld niet bijhouden. Soms brak door hun ravage de aarde in tweeën en moest ze om kloven heen lopen om hun spoor weer te vinden. In Spanje kon ze op het Afrikaanse continent overstappen. Elke avond was ze uitgeput en huilde ze zichzelf in slaap.
In Afrika liep ze langs de Atlantische oceaan en schrok ze van de metershoge golven. Ze begon wat steviger door te lopen maar de achtergelaten verwoestingen en voetafdrukken waren onzichtbaar door de snijdende wind en zinderende hitte. Zoveel natuurgeweld had ze nooit eerder meegemaakt. Betoverd door Marino’s fascinatie voor water waagde ze over de stuivende zandduinen heel dicht bij de oceaan te komen. Ze tuurde over de oceaan en raakte met een teen de rand van de oceaan. Ze voelde de verbinding met haar zoon en man door haar stromen. Uit dat gevoel putte ze kracht en bleef ze mijmerend staan tot laat in de avond. De zon dook sissend onder en de maan verlichtte haar langnek. Ze wenste haar familie veiligheid en vrede toen er een reeks vallende sterren door de lucht schoot die haar als een bliksemschicht raakte.
Zelfs nu, 100 miljoen jaar later, staat haar poot rotsvast aan de Atlantische kust in het zuiden van Marokko als een steunpilaar voor iedereen die trouw blijft aan zijn of haar eigen natuur en respect heeft voor de ander.





woensdag 9 december 2015

Onaangeraakt kind


Verscholen zit ze daar in haar hijab. Als enige variatie in haar leven stemt ze elke dag haar kleding af op een andere kleur. Ze eet muizenhapjes en slokjes thee weggedoken achter de receptie. Ze is een marionet van het familiebedrijf. Iedereen denkt te weten waar ze is maar niemand die haar werkelijk ziet. Ze is onzichtbaar in haar ranke verschijning waarvan haar ogen duizenden dieptes kennen.
Ongrijpbaar beweegt ze zich door de grijze ruimte. Als ze uit haar muizenholletje schiet verblind het volle licht haar gepijnigde zintuigen. Heel even klinkt haar wanhopige stem om aandacht en sterft stilletjes weg als een dwaze muis die slechts kan piepen.
Uit het donker verspreid zich langzaam een zwarte schaduw, het is haar vader die haar mechanisch begroet. Ze verslikt zich in een broodkruimel. Terwijl ze hoest en haar handen op haar buik legt trekt er een rilling door haar heen. Ze strekt haar beklemde lijf recht en tovert een glimlach op haar gezicht. Haar enorme kracht om door te bijten is niet te omvatten.
Door de harde werkelijkheid droomt ze niet meer van prinsen op witte paarden. Eerst gluurt ze verward naar haar vader en vervolgens realiseert ze zich dat ze zich voor hem niet hoeft te verstoppen, hij ziet haar toch niet. Weet hij wel dat ze zijn dochter is? Zal ze ooit door een man worden aangeraakt?
Afkeurend kijkt ze naar haar fragiele lichaam gehuld in een verbloemd gewaad. Ze lacht erom als ze zich bedenkt dat ze straks zelfs het kleinste gat van het familiebedrijf niet kan vullen. Huiverend trekt ze een vest om haar heen maar als ze me gewaarwordt kijkt ze me stralend aan.
Ik pak haar ijskoude handen en druk haar voorzichtig tegen me aan. Wiegend in elkaars armen dromen we weg over eindeloze horizonnen. Geboren uit moeder aarde verstrengelen we onze wortels. Als ik haar vertel dat zij is als een bloem in de woestijn lacht ze verlegen. Ze gelooft me niet maar haar ogen twinkelen. Ik zucht opgelucht omdat ik besef dat het onaangeraakte kind buigzaam is. Ze weet alleen nog niet hoe mooi ze is.

woensdag 18 november 2015

Dol fijn in love...


Om verliefd op te worden zijn deze gehaakte dolfijnen waarvan ik het patroon op Pinterest vond.
Het patroon bestaat alleen uit vasten en als je het precies volgt ontstaat er een prachtige amigurumi.

De bovenste heb ik gehaakt met haaknaald nr. 2,5 en de onderste met een ienieminie haaknaald kleiner dan 1.

Voor enthousiaste medehaaksters heb ik het Engelse patroon GRATIS vertaald en met mijn eigen foto's van de resultaten versierd.


Hieronder het orginele Engelse patroon...


woensdag 4 november 2015

MANIFEST ZORG EN WELZIJN, een epidemische fuck-it-list


Een wereldwijde epidemie verspreidt zich met een razende snelheid, zelfs Einstein sprak hier over…
De WWO (Wereld-Welzijns-Organisatie) voorziet dat miljarden individuen besmet zullen raken in de komende jaren. Hieronder de voornaamste symptomen van deze bijzonder besmettelijke ziekte:
-        De neiging om zich te laten leiden door uw eigen intuïtie.
-        Totaal gebrek aan interesse om anderen te beoordelen, zichzelf te veroordelen en/of om zich bezig te houden met alles wat conflicten kan veroorzaken.
-        Totaal verlies van de capaciteit om zich zorgen te maken (dit is een van de meest intense symptomen).
-        Een continu genoegen in het appreciëren van mensen en dingen zoals ze zijn.
-        Het verlangen om zichzelf te veranderen teneinde de eigen gedachten, gevoelens, emoties, lichaam, materieel leven en omgeving op een positieve manier te beheren waardoor gezondheid, creativiteit en liefde ten volle wordt ontwikkeld.
-        Herhaalde aanvallen van glimlachen: de glimlach die “dank u” zegt en die een gevoel van eenheid opbouwt met al wat leeft.
-        Een steeds verder groeiende openheid naar kinderlijkheid, simpelheid, lach en blijheid.
-        Steeds frequentere momenten waarin men in communicatie komt met zijn/haar ziel in non-dualiteit, dat een aangenaam gevoel van voldaanheid en geluk veroorzaakt.
-        Er genoegen in vinden zich als een genezer te gedragen, die blijheid en licht brengt.
-        De bekwaamheid om alleen, in koppel, in een familie en in gemeenschap op een vlotte en gelijkwaardige manier te leven.
-        Een gevoel van verantwoordelijkheid en geluk dat men aan de wereld zijn/haar dromen over een overvloedige, harmonieuze en vredevolle toekomst wil aanbieden.
-        Totale aanvaarding van zijn/haar eigen aanwezigheid op aarde en de wil om op elk moment te kiezen voor wat mooi, goed, waar en levend is.
Wilt u verder blijven leven in angst, afhankelijkheid, conflicten, apathie, ziekten en conformisme, vermijd dan te allen prijze ieder contact met mensen die deze symptomen vertonen.
Immers, deze aandoening is buitengewoon besmettelijk. Als u reeds symptomen vertoont, weet dan dat uw toestand waarschijnlijk hopeloos is.
Medische behandelingen kunnen tijdelijk enkele symptomen onderdrukken, maar de onontkoombare voortgang van de ziekte kan niet worden tegenhouden. Er bestaat namelijk geen anti-geluk-vaccin.

Omdat deze gelukziekte het verlies van de angst om te sterven veroorzaakt, die een van de centrale pijlers is waarop het geloof in de materialistische moderne maatschappij berust, riskeert er grote sociale beroering te ontstaan onder vorm van stakingen van de oorlogsdrang en van de drang om gelijk te hebben, het ontstaan van samenscholingen van gelukkige mensen die zingen, dansen en het leven vieren, de opkomst van kringen van mensen die hun (lichamelijke en geestelijke) genezing vieren, crisissen van slappe lach en seances van collectief emotioneel afreageren.

Knip, plak, kopieer en zegt het voort…


geïnspireerd door mijn levenspartner Peter Pollet

woensdag 21 oktober 2015

WAZIG


Na een lange trip rijden we op de automatische piloot naar ons vaste plekje op de camping Aglou Plage. Onze stek is aan de kant van de omheinde muur waar alleen in de drukste weken van het jaar andere campers zouden kunnen verschijnen. We houden namelijk van een afgelegen standplaats zonder buren. Als we geïnstalleerd zijn kijken we vermoeid van de reis eens om ons heen. 'Hû... ik zie niemand, jij?' 'Nee...' Terwijl we het terrein doorkruisen blijkt dat wij als derde op de camping zijn aangekomen. Het enige toiletgebouw dat open is ligt aan de andere kant van het terrein. Beweging in de vrije ruimte is er dus genoeg… We schieten in de lach. Poedelnaakt loopt Peter in zijn badjas naar het meters verre toiletgebouw en maak ik ondertussen een kopje thee. Het duurt wel erg lang voordat hij terugkomt, vooral omdat ik weet dat hij heel kort doucht. Meestal pest ik hem daarmee en vraag ik hem of er wel stralen waren waaronder hij heeft doorgelopen. ‘Misschien is hij nu de tijd aan het inhalen,’ denk ik verwonderd. Nieuwsgierig gluur ik in de richting van het sanitairblok. Opeens steekt de technisch medewerker het pad over en stapt Peter er vastberaden in zijn badjas achteraan. Ik trek me terug tussen de bosjes en wacht het in nevelen gehulde verhaal af. ‘Tjonge… jonge…’ hoor ik Peter in de verte al sputteren. ‘Was er wat aan de hand?’ vraag ik benieuwd. ‘Ik heb aan alle knoppen van de douchecabines gedraaid maar er kwam geen water uit… daarna bij de vrouwenafdeling… daar was immers geen kip… niks… nada.’ ‘GEDRAAID, zei je?’ ‘Ja, ja… ik weet het… toen ik achter de technisch medewerker aanliep schoot het me te binnen… ik moest DRUKKEN.’ ‘Heb je aan ALLE knoppen gedraaid?’ kan ik nog net onder woorden brengen en proest het uit. ‘Ja ALLEMAAL… kolere… ik ben nog nooit zo lang onder de douche geweest…’

woensdag 14 oktober 2015

Doet ie het of doet ie het niet


Vijfentwintig jaar draait het oudje al mee. Da’s behoorlijk lang, toch? Ik begrijp daarom best wel dat alles niet meer vlekkeloos verloopt.  Af en toe moet er wat gesmeerd worden of moet ik een paar keer wat herhalen totdat het uiteindelijk tot hem doordringt. Het geeft niet, uiteindelijk komen we er wel.
Alleen de laatste jaren lijkt ie toch wel een beetje van slag te zijn. Er zijn soms dagen dat ie helemaal niet op gang kan komen. Hij is dan zo futloos dat ie zich zelfs niet kan bewegen. Een beetje smeren met een oppeppende olie wilde in het begin wel helpen. Nu blijft ie steeds vaker minutenlang bewusteloos liggen. Doodeng, om triest van te worden… Zo ben ik uiteindelijk met hem in het medische circuit terecht gekomen. Maar elke specialist heeft weer een andere conclusie en een ander middeltje waardoor er dus nog steeds geen consequente oplossing gevonden is. Vreselijk balen natuurlijk…
De enige rigoureuze methode die overblijft is hem in geval van schijndood aan de defibrillator te leggen. Helemaal geen pretje maar je moet toch wat? Vooral omdat ik zelf niet zo’n ding in huis heb moet ik elke keer weer bij de buren aankloppen. Allemaal doordat we reizende zijn. Echt handig is dat niet... De ene keer gaat de aansluiting met de Franse slag en de andere keer met het oververhitte temperament van een Spanjaard.
Op de boot in het Gibraltarkanaal was ie gewoonweg even een dutje aan het doen. Nou ja zeg, mijn stoppen sprongen door… waarom… juist nu? Wachtend voor in de rij om van de boot af te gaan kon ik met geen enkele sleutel zijn hart aan het pruttelen krijgen. In blinde paniek greep ik een Marokkaan aan zijn jasje. Gelukkig blijven die in de meest hysterische toestanden vrijwel rustig. C’est la vie… zeggen ze vaak.
Resoluut startte hij zijn auto en legde de kabels op de juiste min- en pluspolen. Met trillende handen stak ik nog een keer de sleutel in het contact. Broem… broem… ja hoor… meneer de Camper had wel weer zin in een ritje.

woensdag 23 september 2015

De natuur een poepie laten ruiken


Op een dag besluit ik met een mandje een donker bos in te gaan. Nee, niet als Roodkapje maar wel met een scherp mesje voorbereid om mijn mandje met lekkernijen te vullen. Ik zit teveel in mijn hoofd en het lukt me niet zoals gewoonlijk om in de omgeving op te gaan. Mopperend  loop ik tegen zwiepende takken en door plakkende spinnenraggen. 
Als ik struikel lig ik languit voor een prachtig exemplaar eekhoorntjesbrood. Met mijn neus tussen de vochtige bladeren zie ik er nog een aantal staan. Ik lach hardop. Dat ik met harde hand tot stilstand wordt gebracht dringt niet eens tot me door want gebiologeerd door de vondst pluk ik mijn mandje vol.
Ik schrik op als ik wat hoor ritselen. Voorzichtig kom ik omhoog en kijk ik in de richting van het geluid. ‘Word ik in de gaten gehouden?’ vraag ik me ietwat angstig af. Luid klapwiekend schiet er een vogel omhoog de bomen in. Hoorbaar haal ik adem.
Terwijl ik naar de hoge bomen staar zie ik dat het nog donkerder is geworden. Er vallen opeens een paar regendruppels uit de lucht waardoor ik besluit gauw naar huis te gaan. Met een voelbare hartslag volg ik een vers platgetrapt paadje. 'Is dit wel slim,' vraag ik me al zwetend af, ‘misschien volg ik wel het pad van een everzwijn?’ Op mijn hoede merk ik dat het wel erg lang duurt voordat ik het grote bospad terug vind. Ik ben verdwaald. Wat nu?
Plotseling hoor ik weer een vreemd geluid, nu achter me. 'Dit is geen vogel, dit geluid is zwaar en diep en laat de grond trillen.' Rennen...
Met witte knokkels om mijn mandje en met een zwiepende camera om mijn hals sprint ik zo goed als ik kan over het smalle paadje. Ik zie het in de verte oplichten en ren daar als een bezetene naar toe. Het bos lost op in een enorm open terrein. Nog even…
Vermoeid struikel ik over de laatste boomstronk en lig ditmaal languit in hoog gras. 'Het beest… ik hoor het beest briesen…' Zijn gebrul dreunt over het veld. Mijn gevulde mandje met het scherpe mesje zijn verderop gerold. Ik krabbel een stukje overeind met als enig wapen een camera om mijn laatste beelden vast te leggen. 'Ik wil nog niet.' Het beest staat stil en legt zijn enorme gewei in zijn nek en geeft nog een laatste burlende toegift. Ik versteen…
Opeens schieten er midden in het veld een aantal kopjes omhoog. Acht damesherten staan verschrikt op en rennen weg. 'Helup… straks blijf ik over met één hitsige stier.' Wakker geschud door de angstige blikken gris ik snel mijn spullen bij elkaar. Op hoge poten ren ik achter ze aan als meiden onder mekaar.
De natuur lonkt… maar soms heb ik er helemaal geen zin in.

woensdag 9 september 2015

Een geschaafde vinger en zo...


We zijn vertrokken en hoe… Vlak voor vertrek besloot ik nog even gebruik te maken van een luxe douche. Ik tastte zonder bril in de opbergzak voor schoenen die bij ons gevuld is met badkamerspullen. Bingo… de shampoo was snel gevonden maar waar is dat kleine huidolieflesje? Ik druk mijn hand in het nauwe vakje en voel enige weerstand. Na flink doorduwen dringt het langzaam tot me door dat ik me ergens aan snij.
Even van dichtbij bekijken… In het opbergzakje staat rechtop een scheermesje uitdagend gereed. Tussen de drielagige mesjes zie ik drie opgekrulde witte velletjes. Is dat van mij? Een rilling trek door mijn lijf en plotseling begint mijn vinger heel erg te branden. Bloed gutst uit mijn vinger. Het is alsof al het bloed vanuit mijn hoofd besloten heeft door mijn vinger naar buiten te komen. ET phone home… maar dan anders.
Is dit een teken? Moeten we hier nog even blijven? Ik denk het niet… gewoon een pleister en weer doorgaan. Met een volledig bloed doordrenkte pleister om mijn stijve vinger rijd ik de camper het land uit. ‘Gaat het wel?’ vraag Peter. ‘Tuurlijk…’
Behalve dat mijn vinger begint te kloppen moet ik vreselijk wennen aan alle motor- en buitengeluiden onderweg. Het is alsof niet alleen mijn vinger sensitief buitenaardse contact wil opvangen maar ook mijn oren staan op steeltjes. Is dat zoemende geluid de draaiende banden op de weg? Of is er nog iets anders waar ik rekening mee moet houden? Blijkbaar is alles in orde want na een ritje van een uur komen we ongeschonden op de volgende overnachtingsplek aan. ‘Hey hey, poe poe…’ Even bijkomen. Hoe doe je dat ook al weer?
Opgefokt zoeken we een plek voor de poes, die er niet meer is, lekker naar buiten kan. Vervolgens regelen we hysterisch de satellietontvangst die slechts door een paar bomen wordt onderbroken. Pfff… phone home doet het nog. Hoef ik alleen nog even snel een rustgevend rondje om de vijver te lopen. Zie je wel… alles komt goed. Weet ik veel dat ik zo veel last zou hebben van een beetje bloedverlies…

woensdag 19 augustus 2015

KLINKKLAAR MEZELF


Volgens de spirituele wereld staat het ego voor alles waar jij je mee identificeert en waarvan jij gelooft dat het ‘echt’ bestaat. Het ego als ‘onware’ zelf. Vat jij hem? Ik krijg er de kriebels van en kijk achterom of er een duiveltje op mijn schouders meereist. Ik zie niks maar misschien slaapt het bloeddorstige monster.
Waarschijnlijk zal ik het wel weer verkeerd begrepen hebben. Hoe moet ik nu verder? Wanneer ik als ‘onware zelf’ mezelf niet meer ben wie ben ik dan wel? Overrompeld drijft de spirituele wereld me naar het antwoord en voel ik me gedwongen elke relatie te verbreken om tot mezelf te komen. In alle eenzaamheid is er namelijk niemand waar ik mijn frustraties op kan botvieren. Klinkt logisch… Maar waarom wordt er in al die stilte plotseling dat bemoeizuchtige duiveltje wakker? Ik word gek van dat stemmetje.
Er zit niks anders op om maar eens volledig in trance gaan, meditatie in een paar eenvoudige stappen. Ik kan het… en laat alles en iedereen over me heen lopen. Kom maar op, familie, vrienden, iedereen heeft gelijk, behalve ik (((ahum))) ik ben de rust zelve. In hoogst eigen persoon laat ik me terugbrengen tot niets, niemand, ik ben er niet… Ik ben een wazige dot waterdamp die opstijgt als een doorschijnende engel. Op een gegeven moment krijg ik een onbedwingbare jeuk. Ik gluur tussen mijn wimpers om te kijken of ik er nog ben. Op mijn rug zitten geen vleugeltjes dus een engel ben ik niet geworden. Wat wriemelt er dan? Die godvergeten duivel?
Woest sla ik het niets in stukken totdat er iets overblijft. Dat iets ben ik, ik ben er nog steeds, het is hopeloos… Leeggelopen zeul ik met het duiveltje, een engel en mijn niet te verdringen aanwezigheid verder naar de volgende queeste. Nu maar hopen dat ik er wat van geleerd heb want daar gaat het om. Gelukkig is er altijd wel iemand die gelijk met me op loopt. Toevallig vinden we dat heel leuk en voelen we ons niet meer zo alleen. Heerlijk onwerkelijk zijn we samen compleet als twee niet gefotografeerde selfies.
Als dat maar goed afloopt. Straks botst de mijne tegen de andere selfie en zeult de een met de kluts van de ander. Dat moet ik niet hebben. Wie wel? Met één ego is het al erg genoeg. Terwijl ik het ene lesje heb geleerd komt er gewoon weer een volgende op de proppen. Elke keer stort ik me er in met klinkklare toewijding dus besluit ik het uiteindelijk zelf uit te vogelen… eh… als mens dan. Grappig… want juist als mens ben ik het enige levende wezen op aarde met een ego. Ik ben… en daar ben ik best trots op.

woensdag 5 augustus 2015

DOOR EN DOOR



Ik vind het niet leuk meer! 
Wat is er, lieverd?
De regen… kijk dan!
Wat dan, lieverd?
Mijn kapsel verpruts!
Valt best mee, lieverd…
Mijn make up doorgelopen!
Ach, lieverd…
Mijn kleding doorweekt!
Da’s waar, lieverd…
Ik ben het zo zat!
Ja, lieverd…
Ik heb kou op mijn nek.
Ik help je, lieverd…
Nu hoest ik weer.
Rustig maar, lieverd…
(((zucht))) en jij?
Ik hou van jou, lieverd
En ik van jou… lieverd heart-emotic

woensdag 22 juli 2015

SAMEN BEREIK JE MEER


Hartstikke handig dat internetbankieren van tegenwoordig. Ik schuif mijn bankpas in de gleuf van het speciale kastje en volg de eenvoudige aanwijzingen. Na tien pogingen dringt mijn ingetoetste pincode tot het apparaat door maar elke verwoede poging op het inlogscherm van mijn laptop leidt tot nul. Niks, nop, nada… ‘het is tijd voor de Rabobank - tijd voor een vraag - tijd voor een antwoord’ klinkt de slogan door mijn hoofd. Dat lijkt me een goed plan.
Bij de lokale bank in Tiel vertel ik dat ik geen bankzaken meer kan doen met het prehistorische kastje. Volgens mij heb ik een nieuw exemplaar nodig.
‘Maar u kunt altijd uw bankzaken hier bij ons regelen?’ reageert de bankbeamte enthousiast.
‘Eh… ja… dat zou kunnen… maar waarom hebben we die kastjes dan?’ vraag ik slim.
‘Kastjes? Bedoelt u de reader of de scanner?’
‘Ja die…’
‘Welke wilt u hebben?’
‘Eén die het doet?’ bijdehand verschijnt er een glimlach op mijn gezicht.
‘Als u over wilt gaan op de Raboscanner dan moet u uw Rabobank daar over informeren?’
‘Eh… dat doe ik nu toch?’ Mijn wenkbrauwen trekken verbaasd samen.
‘Nee… bij de lokale bank waar u uw Rabowereldpas heeft aangeschaft.’
‘Maar… dat is 150 km verderop…? Mijn ogen staan op steeltjes.
‘Eh… tja… moeilijk, zal ik er één voor u opsturen?
‘Zodat ik 300 km moet reizen om mijn bankzaken te kunnen regelen?’ Mijn mond staat open.
‘U kunt altijd uw bankzaken hier bij ons regelen?’ zegt de bankbeamte enthousiast.
‘Oke, oke… stuur het kastje maar op?’
‘De reader of de scanner?’
‘De nieuwste graag.’
’De scanner dus…’
Met een parelend voorhoofd loop ik het filiaal uit en voel me als een opkomende komiek uit een slapstickfilm. Twee weken later rijd ik 300 km om mijn scanner op te halen die niet is aangekomen. Niks, nop, nada… ‘het is tijd voor de Rabobank - tijd voor een vraag - tijd voor een antwoord’ denk ik automatisch.
De volgende dag sta ik ontgoocheld voor de balie in het filiaal Tiel voorbereidend op het vervolg van de slapstick-act.
‘Goedemorgen, de Raboscanner is niet bij mijn huisadres aangekomen… wat nu?’
‘U kunt altijd uw bankzaken hier bij ons regelen?’ zegt de bankbeamte enthousiast.
‘Ja dat heb ik begrepen… maar daar heb ik niks aan als ik straks in het buitenland zit.’ Zeg ik vermoeid.
‘Heeft u wel uw e-mail gecheckt?’ antwoordt ze vinnig.
‘E-mail gecheckt?’
‘Ja… om te kijken of de lokale bank waar u uw Rabowereldpas heeft aangeschaft akkoord is gegaan met het versturen van de Raboscanner uit Tiel.’
‘Pardon…’ opgehitst door de logische onlogica wordt het beest in mij wakker.
‘Ja… ziet u, wij doen alles om de klant te beschermen.’ Reageert ze geïrriteerd.
‘Te beschermen om bankzaken te kunnen doen?’ vraag ik lacherig terwijl ik mijn ogen opsla.
‘Check eerst uw e-mail maar…’ snauwt ze.
‘Ik check niks… u zou een scanner naar mijn adres sturen… zo één die bij u op uw bureau ligt waarvoor ik 300 km voor niks, nop, nada heb gereden…’ ik hel over de balie en realiseer me teleurgesteld dat mijn armen te kort zijn om het kastje onder haar neus weg te grissen.
‘Maar dat is niet mijn probleem…’ sist ze vals.
‘O nee… dus de Rabobank is er voor iedereen behalve voor mij?’ stoom blaas ik uit mijn vergrote neusgaten.
‘Dit is zeer ongebruikelijk… u had bij de lokale bank waar u uw Rabowereldpas heeft aangeschaft om een Raboscanner moeten vragen… ik geef u niet zo maar een scanner als er al één onder weg is…’ ze kijkt me expres niet aan maar schuift haar scanner zogenaamd nonchalant een stuk verderop.
‘WAT… er is NIKS onderweg… en wat is er mis met TWEE… zodat ik TWEE bankzaken tegelijkertijd kan doen! SAMEN BEREIK JE MEER?' We zijn aan elkaar gewaagd, nog even en ik ga vuur spugen.
‘Dit is ONS beleid…’ benadrukt ze gehaaid.
‘Zou u dan met UW beleid een strategie kunnen uitvoeren waarop u die Raboscanner beetpakt en met al uw tegenwerkende krachten SAMEN met een dosis menselijkheid aan mij overhandigt?'
'Dit is zeer ongebruikelijk... als u dat maar weet!' Met moeite overhandigt ze me de scanner waaraan ik wel even moet trekken voordat ze het kastje MET beleid loslaat.

Rabobank… met elkaar maken we klanten en hun omgeving sterker.

woensdag 27 mei 2015

De wasmachine van Malle Pietje


Elk seizoen op onze minicamping doet alles het bijna want ‘Malle Pietje’ runt hier de boel. Zo hebben we minstens één week aansluitend elektriciteit voordat er een stop doorslaat. In een piepklein sanitairgebouw met twee wc’s is het toilet papier altijd op. Uit de enige douche stroomt een miezerig straaltje terwijl ik tot mijn enkels in het water sta. Bibberend van de kou rusten mijn ogen op de wasmachine. Het sieraad in ons toiletgebouw. Het enige apparaat  met haar flikkerende lichtjes en elektronische knopjes waar ik altijd op kan rekenen.
Eerste week, eerste was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
Jeetje… wat gek… heb ik er teveel ingestopt?
Tweede week, tweede was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
Verdorie… heeft er iemand voortijdig aan de knopjes gezeten?’
Derde week, derde was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
Driemaal is scheepsrecht… nu ga ik het effe
 aan Malle Pietje melden.
‘Er is iets mis met de wasmachine?’
Hep je er teveel was in gestopt?'

‘Nee hoor…’
Hep je aan de knoppies gezete?’
‘Nee hoor…’
‘Wee je de tijd van het wasprogram?’
‘Jazeker… na drie jaar is het nog steeds 2 uur en 10 minuten.
‘Volgende keer schrijf je de tijd op en kijke we same tot het program is afgelope.'
‘Ja maar…’
‘Volgende keer schrijf je de tijd op en kijke we same tot het program is afgelope.’
‘oké, oké.’
Vierde week, vierde was:
Nadat het programma is afgelopen trek ik de deur open en plenst er een scheut water uit de wasmachine.
‘Er is iets mis met de wasmachine?’
‘Hep je er teveel was in gestopt?'
‘Nee hoor…’
‘Hep je aan de knoppies gezete?’
‘Nee hoor…’
‘Hep je de tijd van het wasprogram afgewacht?’
‘Jazeker… na drie jaar is het nog steeds 2 uur en 10 minuten.
‘Hep je de tijd opgeschreve?’
‘Jazeker… 2 uur en 10 minuten geleden.’
‘Dan kijke we nu same naar de wasmachien.’
‘Oke…’
‘Alle lichies zijn uit...’
‘Jazeker want het wasprogramma is afgelopen MAAR ER ZIT NOG STEEDS WATER IN.’
‘Dan hep je aan de knoppies gezete…'
‘NEE…’
‘Wie hep er dan aan de knoppies gezete…’
‘NIEMAND…’
‘Volgende keer ga je 2 uur en 10 minuten bij de wasmachien zitte…’
‘ECHT NIET…’
‘Tja, dan wee ik het ook nie…’
‘Volgens mij moet jij nu aan de knopjes gaan zitten… om effe te kijken OF JE NOG WEL WAT HEP…

donderdag 14 mei 2015

Identiteitscrisis van Chellie Fair


Chellie Fair was de laatste nakomeling die van haar moeders buik de wijde wereld in ging.  Echt blij was ze niet, daarom had ze zich zo lang vastgebeten. Na de laatste vervelling zat er niks anders op.
‘Drie keer is scheepsrecht’, riep haar moeder haar trots achterna.
‘Ik wil niet!’ schreeuwde ze. Maar haar moeder had haar al verlaten want na een jaar lang lekker niksen was ze volwassen geworden.
Somber zat ze in een donker hoekje. Ze begreep niet waarom het altijd zo donker was. Van het eeuwige gezoem werd ze horendol. Haar leven was net begonnen en ze zat nu al in een depressie. Ze huilde tranen met tuiten. Daardoor hoorde ze het nabije gegons pas tussen twee snikken door.
‘Wat is er?’ vroeg het zoembeest.
‘Wie ben ik… wat moet ik doen?’ Ze schrok toen ze het reusachtige beest uit de duisternis zag opdoemen.
‘Moet je geen werk zoeken?’ bromde hij verder.
‘Werk? Wat voor werk? Ik ben veel te klein…' en ze zette haar keel weer op.
‘Kom, kom... je broers en zussen werken ook.’ Het brombeest had zijn motor uitgezet.
‘Waar dan… waar ben ik en waar ben jij dan?’ Het schaarse licht wat zijn glinsterende vleugels hadden weerkaatst was verdwenen. Voorzichtig betastte ze de grond.
‘Hier ben ik… kijk dan.’ Ze voelde een windvlaag maar zag geen hand voor ogen.
‘Och arm klein dier, ik snap het…’
‘Wat dan? Vertel me… wat is er met mij aan de hand?’
‘Je bent nachtblind!’
Door het donkere hok klonk een hartverscheurende gil. Het monotone gonzen viel even stil. Alleen Buzz die naast haar zat sloeg voorzichtig een trillende vleugel om haar heen.
‘Rustig Chellie, stil maar meid. Als je nachtblind bent zie je overdag nog wel…’
‘Overdag… wanneer is dat dan?’
‘Kom maar… grijp je vast aan mijn achterste poten en ik zal je het daglicht laten zien.’ Voorzichtig klemde Chellie zich aan een poot van Buzz vast en vlogen ze het daglicht tegemoet. Buzz zoemde over bloemenvelden en hield af en toe stil om wat stuifmeel op te zuigen. Chellie had nog nooit kleuren gezien en het licht was oogverblindend mooi.
‘Ik wil nooit meer terug naar het donkere hol.’
‘Nee, dat snap ik.’
Buzz bracht haar naar het huis van de gepensioneerde schrijfster. Door de open serre vloog hij direct naar de enorme boekenkast. Met open mond keek Chellie naar de kleurige kaften en Buzz landde op een prachtig exemplaar. Chellie kwijlde toen ze een parasiet zag lopen en rende er meteen op af.
Ze was in het paradijs terecht gekomen. Voor de komende twee tot drie jaar van haar resterende leven zou ze nooit meer honger hebben. Haar depressie lag ver achter haar en terwijl ze smakelijk op de parasiet kauwde herinnerde ze zich weer:
‘Ik heet Chellie Fair, voluit Chelifer Cancroides… ik ben een boekenschorpioen.



Info:
Chelifer Cancroides is een minuscuul spinachtig insect die de allerkleinste dieren eet, zoals mijten, luizen en parasieten. Hun voorste tentakels doen denken aan schorpioenenpoten waaruit hun naam is ontstaan; bastaard-, pseudo- of boekenschorpioen. Ze zijn onschadelijk voor de mens en bewijzen ons eigenlijk een grote dienst door boekverslinders zoals parasieten op te eten. Zelfs in bijenkassen worden ze wel eens uitgezet om de bijen schoon van mijten te houden.

woensdag 6 mei 2015

TUNNELVISIE


Mijn eerste brilletje draag ik een week maar ik kan maar niet wennen aan de cirkels van slechts 3,5 cm waarmee ik moet multitasken. Om een beetje helder te kijken draai ik mijn hoofd als een uil rond. Het is alsof mijn gezichtsveld beperkt is tot een koker van 1 cm. Doodmoe word ik er van. Om geen tunnelvisie te krijgen besluit ik bij een goedkope brillenwinkel een beter multifocaal sieraad aan te schaffen.
Via het internet kom ik op de website van Eyes and More, vooral dat More klinkt me veelbelovend. Met het adres in de Tom Tom, mijn blikveld door het gaatje recht voor uit en Peter wazig naast me weten we Veenendaal te bereiken.
‘Weet u waar Hoofdstraat 85 is? Vraagt Peter aan de elke brildrager.
‘Hu… nee?’
‘De brillenwinkel, Eyes and More?’ Vul ik hopeloos aan.
‘Hu… nee?’
Na eindeloze pogingen, heen en weer lopend op en rond de Hoofdstraat stranden we voor de HEMA op een terrasje. Verdwaasd kijken we voor ons uit.
‘En… hebben jullie het gevonden?’ vraagt elke aangeklampte brildrager die ons voorbij loopt.
‘Hu… nee?’
‘Waar zijn jullie naar op zoek?’ vraagt een dame die naast ons aan een tafeltje zit.
‘Eyes and More!’
‘Ik zal ze even bellen.’ Spontaan zoekt de dame het telefoonnummer op haar mobiel.
‘Ze nemen niet op…’
‘We hebben wel Specsavers, Pearl en Hans Anders…’
‘Meneer… weet u waar Eyes en More zit?
‘Hu… nee?’ De stadsbeamte verklaart dat hij nog nooit in de tien jaar dat hij hier werkt deze winkel heeft gezien.
‘Hu… echt?’ Ik denk aan een Harry Potter tovertruck als ik mijn ronde brilletje even af zet en in mijn ogen wrijf.
Inmiddels is het parkeergeld opgebruikt dus vraag ik Peter bij de auto te wachten terwijl ik nog één laatste poging doe. Ik neem een ander zijstraatje en speur vastberaden door het kleine heldere deel van mijn bril.
‘Eyes and More!’ Ik kan mijn ogen niet geloven. De queeste is volbracht. Ik juig. Omdat de mensen me vreemd aankijken besluit ik niet op mijn knieën te vallen. Met slechts een vreugdesprongetje loop ik naar de auto terug.
Een ding weet ik zeker. Die tunnelvisie van mij valt best mee. De stadsbeamte en alle brildragende Veenendalers moeten nodig hun bril vervangen, lekker goedkoop, bij Eyes and More bijvoorbeeld.

woensdag 22 april 2015

God, bliep me op, inshalla


Wat een nacht. Na een vluchtig bezoek van mijn kinderen dacht ik lekker te kunnen slapen. Fout gedacht. Tijdens het slapen maakte mijn hoofd overuren. Ik moest allerlei strategieën bedenken om aan de overkant te komen. Ik bedoel, ik was wel in slaap gevallen maar terwijl ik droomde hield mijn denken mij volledig onder controle. Doodvermoeiend. Geen ontspannende vage beelden maar op een natuurramp lijkende hysterie.

Ik stond rechts van de zee op het droge gedeelte van een zanderige rotspartij. Ik tuurde langs de zeelijn. Vanaf mijn ingesloten plek kon ik alleen via een smalle richel naar de overkant komen. Precies halverwege de richel was een zwak punt. Het zeewater klotste daar overheen en sijpelde als een beginnende waterval in de gigantische bouwput er naast. Dat had ik weer.

Behalve een veel te zware boodschappentas wilde ik ook mijn fiets aan de overkant krijgen. Ik had twee onmogelijke mogelijkheden. Rijdend langs de rotsachtige richel vlak langs de zee. Bij deze keuze moest ik het zo uitkienen dat een vloedgolf me in het midden niet zou meenemen. Of, glijdend door stuifzand en modderstromen vlak langs de bouwput. Bij deze keuze zou ik met de waterval in de canyon kunnen vallen.

Ik keek van de woeste zee naar de diepe bouwput en weer terug. Wat moest ik doen? Vaag zag ik beelden van parasols, mensen in badkleding en spelende kinderen. Waarom was dat vaag? Waarom werd die relaxmodus niet even dik aangezet? Waarom moest ik me juist concentreren op zo’n leven-en-dood-dilemma? Ik werd behoorlijk pissig en mijn hoofd stond op knappen. Zuchtend liep ik steeds dichter naar de richel toe. Ik hoopte op een Godswonder. God, bliep me op, inshalla.

Op het moment dat ik nederig mijn ogen sloot, schrok ik wakker. Godsammekrake... wat had ik een koppijn.

woensdag 15 april 2015

HEDEN TOT NU


Mijn ogen rusten telkens op de zilveren knoppen van de Esdoorn, dicht aan de Linge is zijn thuis. Minnend verdrinken zijn wortels in het water terwijl het water hem zachtjes streelt. Opnieuw wordt een nieuw leven geboren. Zonder herinneringen naar het verleden. Zonder verwachtingen naar het heden. De Esdoorn staat daar waar hij zich heeft gezeteld roerloos in zijn vorstelijk zijn. Ik bewonder zijn stilstaande aanwezigheid zoals hij in het heden vertoefd. Ik kan dat niet, ik ben geen boom. Ik moet mij juist voortbewegen om in het nu te zijn.

Een week geleden startte ik elke morgen de camper. Zodra de motor ging draaien en het logge gevaarte in beweging werd gezet, bevond ik me in het heden. Snijdend door de tijd was ik in het nu. Ik kon me geen zorgen maken over het stof dat in de camper rond dwarrelde. Het moeten was uitgesloten want alleen het reizen deed er toe. Met wapperende haren en een leeg hoofd ontstond er ruimte voor nieuwe ideeën. De verzamelde indrukken maakte me blij. Ik hield me vast aan het reizen. Verslaafd aan het nu balanceerde ik tussen het verleden en de toekomst.

Nu sta ik stil. De motor van het heden is uitgezet. Het verleden heeft me ingehaald en ik vraag me af wat de toekomst me zal brengen. Ik schud mijn schouders los als ik kijk naar de takken van de Esdoorn. Mijn gedachtes vliegen overal heen omdat de middelpuntzoekende kracht is verdwenen. Er moet een manier zijn om zonder beweging weer in het heden te komen. Leer mij van jouw onafhankelijk bestaan. Wieg me in jouw armen. Geef me het prille begin van het heden en ik groei samen met jou naar het nu.


donderdag 19 maart 2015

VAN HOT NAAR HEET


Denkend aan ‘little house on the prairie’ is mijn Charles niet aan het houthakken maar drukdoende om een oude satellietschotel op een bamboestok vast te maken. Er raast veel wind over de prairie. Een vreemde buurman commandeert Charles wat hij met de gegeven satellietschotel moet doen. Charles doet gauw een schietgebedje terwijl hij wantrouwend naar het zwiepende geheel kijkt.

‘Maar buurman, dit werkt toch niet?’
‘Niet praten maar doorwerken!’
‘Alles zit zo goed als vast, buurman.’
‘Oké, dan zoek je nu Hotbird.’
‘Maar… ik wil geen Hotbird.’
‘Zoek Hotbird!’
‘Ja, buurman.’
‘Waar is de lijst?’
‘Lijst?’
‘De lijst met satellieten?’
‘Ik heb geen lijst, buurman.’
‘Jawel, zoek de lijst!’
‘Ik wil Astra.’
‘Eerst Hotbird, Charles.’
‘Kijk, hier is Hotbird, buurman, zonder signaal.’
‘Ah… goed zo.’
‘Maar… Hotbird is geen Astra.’
‘Niet zeuren Charles.’

Omdat ik het tafereel niet kan aanzien doe ik mijn schort om. Als een Caroline flans ik met de sobere ingrediënten die nog aanwezig zijn een appeltaart in elkaar. Het camperoventje verspreidt al snel een heerlijke geur. Plotseling rukt de buurman zijn satellietschotel met bamboestengel uit de grond en is mopperend naar huis gegaan. We kijken elkaar verbluft aan. Halleluja… lachend vallen we elkaar in de armen.

‘Ik lust wel een flink stuk taart,’ zegt Charles kwajongensachtig.
‘Nou vooruit dan,’ deugdzaam glimlachend als Caroline snijd ik de hete taart in stukken.

Dagelijkse perikelen uit ‘little motorhome on the road’

vrijdag 6 maart 2015

VERMAANDDAG



De Maan was gisteren jarig,
ze gaf een heel groot feest
Er zijn heel veel vrienden
met kadootjes langs geweest.

De Wolken en veel Sterren

en een slaperige Zon
Hij had zijn slaapmuts op
en vergat zijn pantalon.

Ze aten wolkensoesjes

en dronken sterrenthee,
een grote vaas met bloemen
gestuurd door de Lentefee.

Ze deden wolkendans

bedacht door Grote Beer
De Poolster zat te mokken
want hij verloor deze keer.

Zo vielen er vele Sterren

gisteravond door de lucht
Ontroerd door zoveel schoonheid
liet de Maan een diepe zucht.

De Aarde werd verlicht

Met haar glinsterende traan
De Zon opende zijn ogen
en bewonderde de Maan

Trots blonken alle ogen

De Poolster schoot in de lach
Iedereen ging blij naar huis
Tot de volgende vermaanddag.

woensdag 4 maart 2015

DEUR VOL KLEUR


Aarzelend voor een nieuwe deur
zie ik het verleden waar ik voor viel
Verbaasd door zoveel kleur 
sta ik voor de poort van mijn ziel


Uit het goede hout gesneden
liggen de antwoorden bewaard
Op de vragen van het heden
worden de kleuren nog vergaard


Rood  voor het bloed van liefde
waarmee ik mijn kinderen schonk
Blauw voor jouw heldere ogen
waarin ik eindeloos verdronk


Geel voor het felle zonlicht
waardoor ik dansend verblindde
Groen voor moeder natuur
die mij om haar vinger windde


Gesloten koester ik elke beleving
in de spelonken van mijn brein
Mijn spectrum ondergaat een beving
vloeiend naar waar mijn geluk zal zijn


Tranen drijven naar de regenboog
versleten is de sleutel van mijn oude deur
Fris vervolg mijn weg met een knipoog
door de poorten van mijn ziel vol kleur

©orina

woensdag 18 februari 2015

FATIMA DE POES, een bereisde moslima zonder hoofddoekje


‘Lieve kijkbuiskinderen, vandaag is in het grote dierenbos Fatima de Poes aangekomen. Ze is een bereisde moslima zonder hoofddoekje. Ze staat open voor de dieren in het bos, maar ze is ook een kat. Als het haar niet bevalt, slaat ze van zich af. En zo hoort dat.

‘Hallo Fatima waar kom je vandaan?’ Boegroet Margaretha Bontekoe.
‘Ik kom uit Marokko maar in ben geadopteerd door Nederlandse ouders. Ik kan me slechts vaag herinneren waar mijn biologische moeder vandaan komt. In mijn dromen voel ik de hitte door mijn haren en ruik ik de zilte zee. Mijn huis is een kartonnen doos met een slecht sluitend deurtje. Af en toe krijg ik een bord vol met gekookte vis dat ik opschrok als een kind uit Afrika.’
‘Och arm weeskind, kom maar in mijn vrouwenhuis wonen?’ blaat Margaretha Bontekoe zacht.
Terwijl Fatima de poes vleiend langs de grote kop van Margaretha Bontekoe strijkt, komt juffrouw Ooievaar aangevlogen en snatert berispend:
‘Margaretha… we moeten haar op Ebola controleren!’
Fatima de Poes kijkt juffrouw Ooievaar verbluft aan. Ze vindt haar maar een arrogante vogel en likt achteloos haar haren recht. Ze schrikt op als Martha de Hamster haar zus Myra achter een boom vandaan trekt.
‘Een boa? Hoor je dat Myra? De nieuwe bosbewoner draagt een boa met veren!’
‘Maar Martha, een boa heeft geen veren!’
‘Echt niet, waarom moeten we haar boa dan controleren?’ Martha de Hamster kijkt haar zuster Myra opeens verschrikt aan. ‘Je bedoelt een boa, een echte boa?’

Juffrouw Ooievaar zucht geïrriteerd en geeft Zoef de Haas de opdracht om de dierendokter Meindert het Paard te halen. Margaretha Bontekoe kauwt afwachtend op een grassprietje. Martha en Myra de hamsters kibbelen op een veilige afstand. En de poes? Fatima de Poes kijkt vermoeid voor zich uit.

‘Is hier wat te fixen?’ roepen Ed en Willem Bever zwaaiend met hun waterpomptang. ‘Een slecht sluitend deurtje hebben wij zo gepiept…’ ‘Ha ha, gepiept, vat je ‘m Ed?’
‘Dieren, dieren… we moeten haar op Ebola controleren!’ kleppert juffrouw Ooievaar er boven uit.
‘Een boot… ze is een bootvluchteling!’ piept Martha de Hamster beknepen in haar zusters oor.
‘Martha…’ zust Myra, ‘onze grootouders Goudhamster kwamen uit Syrië. Syrië is een land in het Midden Oosten en Marokko is een land uit Afrika.’
‘Het is zoals het is…’ herkauwt Margaretha Bontekoe.
‘Vis uit Afrika, hatsekidee, dat wordt lekker smikkelen en smullen.’ brult Luwieke de Vos.

‘Als daar maar geen kwik in zit,’ mompelt Stoffel de Schildpad argwanend, ‘ik voel me zo appelig.’

De voorheen zo vredelievende dieren uit het grote dierenbos zijn uit het lood geslagen. Hun eigen kleine wereld is opeens angstaanjagend groot geworden met zoveel informatie van buitenaf. Zelfs Meindert het Paard galoppeert hinnikend de menigte binnen en onderzoekt Fatima de Poes zonder af te wachten op haar goedkeuring. Als de check-up niks schrikbarends oplevert, durven de dieren dichter bij Fatima de Poes te komen met Stoffel de Schildpad voorzichtig op de achterhoede.

‘En ik dan? miauwt Fatima, ‘is er om mijn mening gevraagd? Ik zocht alleen maar een plekje in de zon om even uit te rusten. Ik hoef geen nieuw onderkomen. Ik ben een nomade. Ik ben thuis waar mijn hart is.’

Er valt een beschamende stilte. Fatima de Poes kromt haar rug bij zoveel muisstille gezichten. Ze blaast en briest en slaat wild naar de dieren om haar heen. Ze is een bereisde moslima zonder hoofddoekje maar ze is ook een kat. Als het haar niet bevalt, slaat ze van zich af. En zo hoort dat.

En dan nu knus naar jullie warme nestjes en denk er om… oogjes dicht en snaveltjes toe. Slaap lekker.

fabeltjeskrant

woensdag 11 februari 2015

Korte Poncho


PONCHO nld 7
10 x 10 cm = 10 st x 7 toeren
80    Losse
I. 1 l., 1 v. in elke volgende l., eindig met 1 hv (draai)
II. 3 l. *1l., sla 1 over, 1 stk* herhaal, eindig met 1 hv (draai) 40 boogjes
III. 3. *1 stk in 1ste boogje, 2 stk in elk boogje* herhaal, eindig met hv (draai) 80 stk.
IV.
Merkdraad in 1ste stk (m.achter) 20ste stk (li.schouder) 40ste stk (mi.voor) 60ste stk (re.schouder)
6 l. (=1stk+3l.) LET OP! 1 stk. In losse lus !!!
1 stk in 1 stk (19x) in 20ste 2 stk; (19x) 1 stk in 40ste 2stk-3 l.-2stk
(19x) 1 stk in 60ste 2stk; (19x) 1 stk tot eind (84 stk)
V.
3 l., 1 stk tot li.schouder (20x), 2 stk tussen 2 stk; 1 stk tot mi.voor (21x) 1 stk-3 l.-1 stk;
1 stk tot re.schouder (21x), 2 stk tussen 2 stk; 1 stk tot mi.achter (21x) 1 stk-3 l.-1 stk
vastmaken aan 3 l. lus
Meerderingen zoals toer V. op schouders, mi.voor en mi.achter in totaal … toeren.
Na de laatste toer alleen mi.voor en mi.achter meerderen tot ca. 35 cm.

PHIL DOUCE PONCHO NA KRAAG:
OPTIE TOER I: 3 l (= 1 stk), 2 stk in de eerstvolgende stk, 1 l, * 3 stk en 1 l in de volgende 3 stk *, herhaal van *-* in totaal 26 keer, [3 stk, 1 l en 3 stk. in de volgende l-lus] (= meerdering middenvoor/achter), *3 stk en 1 l in de volgende 3 stk* herhaal van *-* in totaal 26 keer
OPTIE TOER II: 3 l, 1 l en 3 stk en 1 l in volgende l-lus * 3 stk en 1 l in de volgende l-lus *, herhaal van *-* in totaal 27 keer, [3 stk, 1 l en 3 stk in de volgende l-lus] (= meerdering middenachter), * 3 stk en 1 l in de volgende l-lus *, herhaal van *-* in totaal 27 keer, en eindig met 1 hv in de 3e l van het begin van de toer
Vanaf deze OPTIE TOER verder tot het werk klaar is: ga verder en haak zoals hierboven beschreven,
Ga verder tot een totale hoogte van ongeveer 52-54-56 cm vanaf de hals naar beneden middenvoor. Knip de draad af en zet vast.

AFWERKRAND (haaknaald 7):
Een toer stokjes als volgt: 2 stokjes in de losse opening en 2 stokjes tussen het ‘fluffy blokje van 3 stokjes’
Vervolg afwerkrand (haaknaald 6):
4 stokjes tussen de 2 stokjes (vanuit het fluffyblokje) en 1 vaste tussen de andere 2 stokjes