woensdag 6 november 2013

GESCHENK VAN ALLAH

Omdat we voor een levende kip bedankten, konden we de vier dode broertjes Octopus niet afslaan. Met hun tentakeltjes intens om elkaar heen geklemd legde ik ze voorzichtig in de snelkookpan.

Ik kijk gebiologeerd naar hun zwarte glimmende oogjes alsof ze dwars door me heen lijken te kijken. In trance gooi ik een litertje water over het uitgebluste leven.
‘Een beetje zeezout erbij?’ vraag ik in stilte als ik me van de indringende oogjes probeer los te rukken. Met een zucht draai ik de deksel op de pan.
‘Na een uurtje kun je alle zuignappen verwijderen’, kleeft als herhaalde instructie aan mijn oren. Mijn hart slaat over als de snelkookpan begint te gieren en te sputteren. Ik glip naar buiten. Met zweetdruppeltjes onder mijn neus laat ik het vuur en kokende water zijn werk doen.
Plotseling begint poes Roos onophoudelijk te gillen. Ik schrik me rot. In gedachte zie ik al een enorme octopus met zwaaiende tentakels als een kwade geest uit de rook van de snelkookpan opdoemen. Met ingehouden adem kijk ik naar de ingang van de deur. Voor de deur zit een magere zwerfkat het kookluchtje verheerlijkt op te snuiven terwijl poes Roos met haar gegil de smoezelige kat probeert weg te jagen. Ik adem in één keer uit.

Uit de camper klinkt een vervaarlijk gezoem. Vreemd. ‘De snelkookpan is toch tot stilstand gekomen?’ Als ik voorzichtig tussen het horgordijn door gluur zie ik honderden vliegen rond de pan zwermen. ‘Waar komen die allemaal vandaan?’
Ik rol het horgordijn op en til de pan met de gekookte vierling naar buiten. Als een soort vliegenvanger van Hamelen leid ik de binnen verzamelde vliegen naar buiten met de pan in mijn hand.
In de pan is het een chaos. Er zijn geen vriendelijk kijkende oogjes meer. Van de stijf gekookte tentakels kan ik een roze drap met napjes afstropen. Er lijkt geen eind aan te komen. Ik ben in een dubieuze wereld terecht gekomen vol plakkerige derrie, miljoenen vliegen, zwerfkatten en één hysterische poes. Ik heb zelfs geen tijd om er iets van te vinden. Op de bodem van de pan zie ik een paar gekookte oogjes dobberen. Ik schiet in een lachstuip. De gebroederlijke lijfjes lijken wel sokjes waar je een mobieltje in kunt stoppen. Ik hak de schoongekookte tentakels in stukjes en leeggespoelde lijfjes in ringen. Hopla. In een schaaltje met vinaigrette en ons voorgerechtje is klaar.

 
Met het zenuwslopende gerecht achter de kiezen besluit ik even een wandeling langs de Atlantische oceaan te maken. Terwijl ik blindelings naar de steeds luider ruisende golven loop zie ik een visser door een pierenbad waden. Hij heeft zijn broek in van die groene Tuincentrum laarzen gepropt. Met een stok prikt hij tussen de rotsen. Op een gegeven moment zit hij te poeren als in een rotte kies en tovert een drillerige hoop tevoorschijn. Nog voordat het tot me doordringt dat dit een octopus moet zijn, ramt hij het mystieke zeewezen keihard op de rotsen.
‘NEE, niet weer!’ denk ik. Laat dit alleen het oerinstinct van deze jager zijn. Als een soort van survival verzamelt hij inktvisringetjes voor zijn arme hongerige familieleden. Halal en vers van de rotsen.

‘Ik pas,’ schreeuw ik tegen de golven in en ren terug naar de camping. ‘Alsjeblieft,  geen goedbedoelde giften meer. Wij leven vandaag op bananen en mandarijnen…’
 


 

2 opmerkingen:

  1. Doe mij maar zuurkool, en dat vind ik niet eens lekker!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Alleen in Marokko eet ik af en toe inktvis, maar mijn favoriet is het niet. De ringen snijd ik altijd in stukken want soms wil zo'n ring plotseling als een elastiek gaat tegenwerken...Dan neem je een hap en je trekt en je trekt tot ie eindelijk losschiet. Mijn eetlust is dan ook altijd weggeschoten...

    BeantwoordenVerwijderen