woensdag 30 mei 2018

We blijven lachen...


Tijdens de laatste stop in België hadden we onze camper langs de groene oever van De Leie gezet. Op zoek naar Vlaamse friet en een gezellig terrasje kwamen we een uurtje later terug. Vol verbazing keken we naar de twee campers die zich naast ons hadden geïnstalleerd. Ze hadden ons raam dichtgedaan om er op dertig cm afstand naast te kunnen staan. Ik schoot in de lach en vroeg de eigenaresse ‘Wat eten we vanavond?’ Peter keek woest en begon spontaan te koken.
De volgende dag konden we niet zomaar wegrijden want in de camper die naast ons stond sliep ‘schoonmoeder’ en volgens de camperbezitters moesten we even wachten tot ze wakker werd. Peter en ik keken elkaar aan: ‘Natuurlijk dat kon er ook nog wel bij.’
Uiteindelijk thuisgekomen in Wolfheze werden we verwelkomd met de kruidige lucht van naaldbomen en eiken. We installeerden ons royaal en werden nieuwsgierig begroet door rond huppelende konijnen tussen een zweem van struikrozen. Nu zou alles goed komen.
Helaas was mijn vernieuwde fietsband opnieuw leeggelopen en wilde het autootje niet starten. Dat gingen we even regelen en dan konden we eindelijk ‘landen’. De grijze zilvermeeuw, zoals ik het autootje heb genoemd, dacht er anders over. Na enkele vleugelslagen weigerde hij telkens door te vliegen, de accu moest vernieuwd worden. Keer op keer moest er geduwd en getrokken worden en op het moment dat de zilvermeeuw zijn batterij had opgeladen vloog ik met hem over de snelweg. Ik had het onwerkelijke bericht gekregen dat mijn vader op sterven lag en op mij wachtte.
De zilvermeeuw sputterde tegen en ‘Claire’ van het navigatiesysteem was de kluts kwijt maar ik reed in gedachte in één rechte lijn naar mijn vader. Na de laatste tunnel werd er hevig getoeterd omdat mijn lichten niet brandden en alle alarmknoppen in de zilvermeeuw aangingen. Midden op een viaduct stond ik stil. ‘Dood… hartstikke dood.’ Ik begon te huilen, ‘nee… niet nu… nog even wachten.’
Trillend belde ik 112 en klom ik in de bergingsauto die mij naar een parkeerplaats bij Sloterdijk bracht. Ik was er bijna… In een truckerscafé probeerde ik het één en ander te regelen voor de zilvermeeuw. Ik besloot dat hij hier moest blijven wachten tot latere orders. Ik wilde mijn vader zien.
Toen ik de kerktoren uit het raam van de trein zag opdoemen wist ik dat ik in mijn geboortedorp was aangekomen. Nog een klein stukje… daar kwam mijn zus al aangelopen. Samen liepen we naar huis, naar onze vader, onze moeder, onze broer en al onze betrokken familieleden. We waren er allemaal toen pa’s laatste wens was uitgekomen en rustig overleed. Zonder poespas in zijn eigen bed thuis in de huiskamer.
‘Nou Cor, ik ga weer op mijn stoel zitten hoor,’ waren mijn moeders laatste woorden aan hem. Mijn vader nam nog een laatste ademteug. ‘We blijven lachen…’ zou hij gezegd hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten